280
strafregt in 't algemeen. In liet burgerlijk, strafregt geldt soortgelijke
onderscheiding. Wanneer iemand veroordeeld is tot eene onteerende straf,
de straf van vijf jaren tuchthuis of meer, dan verliest hij het regt, om bij
de gewapende magt te dienen. Maar als de burger een misdrijf pleegt,
dat strafbaar is met eene correctionele straf, dan verliest hij dat regt
niet. Om dus deze wet zooveel mogelijk verband te doen houden met het
burgerlijk strafregt, moest art. 7 blijven luiden zoo als het thans gere
digeerd is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. i. wordt daarop zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Art. 8. wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
Beraadslaging over art. 9, luidende:
„Door de cassatie worden alle regten, aan vorige dienst ontleend oi
verbonden, verloren, daaronder begrepen de aanspraak op pensioen.
„Wanneer zij gepaard gaat met de in art. 8 vermelde ontzetting, wordt
tevens het regt verloren, om Nederlandsche ridderorden, medailles of an
dere ondorscheidingsteekenen, voor zooverre deze laatste ter zake van
vorige trouwe dienst zijn verkregen, te dragen."
De Voorzitter: Op dit artikel is een amendement voorgesteld door
den heer Kool, strekkende om in de tweede alinea te doen vervallen het
woord: trouwe
De heer KoolHet is betrekkelijk eene kleinigheid, de weglating van
het woordje trouwemaar toch zoude het misschien in de toekomst
aanleiding kunnen geven tot onzekerheid hoe te handelen, wanneer het
behouden bleef. Ik heb mij de vraag gesteldhoe zou het gaan met het
ontnemen bijv. van het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven, een
eereteeken, dat gegeven wordt aan hen, die zekere veldtogten hebben
medegemaakt Zonder dat men deze versiering rekenen kan te behooren
onder de eereteekenen voor trouwe dienst verleend, valt het toch zeker
in de bedoeling van deze wetsbepaling ook dit te ontnemen. Om aan
mogelijk misverstand den pas af te snijden, ten gevolge van een bezwaar
van voim als men wil, heb ik het noodig geacht, dit amendemeut voor
te stellen.