289 M. intusschen scheen dat niet te hebben begrepen. Althans den vol genden dag vroeg hij aan den provoostgeweldige, wat deze hem eigenlijk gisteren had gezegden, vóór dat die onderofficier nog tijd had gehad, om te antwoorden, sloeg de fuselier M. hem zoo hard met een stuk ijzer tegen 't hoofd, dat eene wonde ontstond. Alzoo: tweemaal feitelijke insubordinatie binnen weinige maanden tijds telkens, zonder eenige provocatie, tegen een onderofficier, die niets anders deed dan 't geen zijn plicht gebood. Bij het eerste feit schenen, naar 't oordeel van den rechter, ver zachtende omstandigheden in aanmerking te kunnen worden genomen althans de te dier zake opgelegde straf bedroeg slechts twee jaren de tentie. Yoor het tweede echter werd M. veroordeeld tot de straf des doods met den kogel. Bij herhaling werd hem gevraagd, of hij al dan niet gratie van de doodstraf wilde verzoeken. Telkens echter gaf hij te kennen, dat hij daartoe niet genegen was. Grootheid van ziel? doodsverachting?" Zou men wellicht denken. „Moed, om de straf te ondergaan, welke de wet eischt voor ieder militair die het waagde, zich feitelijk aan zijn meerdere te vergrijpen?" Wel neen! Niets anders als voortplanting van het, eenige jaren ge leden, door enkele Europeesche sujetten van het gehalte van M. geuite: „Ze geven me den kogel, maar ze houden het kruit." Wel werd toen menigmaal bewezen dat deze voorspelling niet uitkwam en toonde alzoo de Indische Regeering, dat Zij, evenzeer als zij, die den soldaat kennen en dagelijks met hem moeten omgaandoordrongen was van de noodzakelijkheidom hoe men ook over de doodstraf moge den ken den kop in te drukken aan den zich meer en meer uitenden geest van verzet; maar toch blijkt uit de Dag-orders dat de vooral bij een leger hetwelk aangevuld wordt als het onzezoo hoog noodige strenge tucht niet werd gehandhaafd met alle middelenwelke de wet aangeeft. Gra- tieeringen ook aan hen die zulk een gunst niet wilden vragen waren regel; executies van doodvonnissen daarentegen uitzondering O o En het opdringen van die gratie is een beginsel, dat, althans naar mijne meening, zeer verderfelijk is. Van het bekend worden van dat be ginsel heb ik, een jaar of 10 a 12 geleden, gevolgen gezien, die het ergste deden vreezen. Gelukkig dat de Regeering kort daarop besloot, nu en dan een voorbeeld te stellengelukkig, dat Zij vooral den kor poraal steunde in zijne zoo hoogst moeilijke taak. Waarom gratie wordt verleend óók aan ter dood veroordeelden, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 302