290 instantelijk weigerdendie gunst te vragenis mjj jaren lang en denkelijk aan velen met mij onbekend geweest. Eerst in 1881, bij gelegenheid van de toen aanhangige zaak van den Inlandschen fuselier M., vernam ik, dat reeds in 1873 door de Regeering is bekend gemaakt, waarom Zij han delt, als ten opzichte van dien veroordeelde heeft plaats gehad. Op het voetspoor van den „Buitenposter", wiens beschouwingen ik overigens gaarne onderschrijf, laat ik hier het bedoelde nummer van het Bijblad op het Staatsblad volgen No. 2850. Bijblad op het Staatsblad van Nedevlandsch-Indië. GRATIE. De uitoefening van het regt van laat zich niet be- heerschen door de vraag of de ver oordeelde al dan niet begoiadigd ivil zijn. Besluit. No. 10. Buitenzorg18 April 1873. Gelezen de missives a. va.n den Procureur-Generaal bij het Hoog-Geregtshol' van Neder- landsch- fndiëvan 15 February 1873, No. 287/622, daarbij mededeelende dat de Inlandsche fuselier Haribalgemeen stamboek No. 75727, die ter zake van moord, bij vonnis van een krijgsraad te Makassar van 3 October 1872, bekrachtigd bij sententie definitief van het Hoog-Militair- Geregtshof van Nederlandsch-Indië van 27 December daaraanvolgende, veroordeeld is tot de straf van den dood met den strop(zijnde op die veroordeeling bij het besluit van 25 January 1873, No. 10, het fiat executie verleend), daartoe uitgenoodigdgeweigerd heeft een rekest om gratie in te dienen; dat aangezien het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te Lande geene bepaling inhoudt, waarbij de termijn is aangegevenbinnen welken een rekest om gratie behoort to worden ingediend, do mogelijkheid be staat, dat genoemde veroordeelde ter strafplaatse alsnog zijn verlangen te kennen geeft om gratie te vragen dat daardoor zon worden te kort gedaan aan den diepen ernstwelke bij zoodanige executie behoort te heerschen, en het dus ter voorkoming

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 303