17
anderen bevoegden ambtenaar kennis geeft, hetzij de zaak in de
Raadkamer van de rechtbank brengt, met een bepaald requisitoir,
dat deze een bevel van rechtsingang tegen den verdachte zal ver-
leenen.
Bij de artt. 67 tot 71 van het regiem, op de strafv. worden de
onderscheidene beschikkingen vermeld, welke de rechtbank op het
requisitoir van het O. M. kan nemen en waarbij dezelve of beslist,
dat er geen grond is om voort te procedeeren, öf een nader onder
zoek beveelt, of de zaak naar een ander college verwijst, of einde
lijk den gevraagden rechtsingang toestaat met bevel van dagvaarding
in persoon en, naar gelang van omstandigheden, last geeft tot ge
vangenneming of gevangenhouding.
Over het verzet van den ambtenaar van het O. M. tegen de met
zijn requisitoir strijdige ordonnance der Raadkamer handelt art. 72
van het reglement op de strafvordering.
Door den verleenden rechtsingang wordt de rechter-commissaris tot
de verdere instructie verplicht, ten einde te onderzoeken of er genoeg
zame bezwaren voor eene terechtstelling des beklaagden bestaan en
om in dat geval de bewijsvoering bij het hoofdonderzoek voor te
bereiden.
Op de openbare terechtzitting vangt het eigenlijke hoofdonderzoek
aan; al wat vooraf ging diende slechts om dit voor te bereiden. Het
waren voorzorgen, dat het onderzoek thans toereikenddat de terecht
stelling niet gewaagddat de uitspraak over schuld of onschuld be
slissende zoude zijn. Het zij hierbij opgemerkt, dat de Fransche
wetgever deze beginselen nog met meer nauwgezetheid dan de
Nederlandsch-Indische vastgehouden heeft. Hij liet de geheele behan
deling der zaak het voorkomen van nieuwheid behouden, dat zij reeds
bezat door het buitengewone der rechtsmacht, aan welker beslissing
zij nu werd onderworpen, en dat zij noodzakelijk moest hebben, om
den beschuldigde de overtuiging te geven, dat hij stond voor onbe
vooroordeelde rechters; dat alle bewijsmiddelen op de terechtzitting
zouden worden voorgebracht en dat hij zeer spoedig zeker zoude zijn
van den geheelen afloop van het geding. Om die reden was het bij
art. 257 C. d J. op straffe van nietigheid verboden, dat een der
raadsheeren, die in de kamer van beschuldiging over de zaak geoordeeld
2