314
Maar bovendien, zal U liet nut beamen, dat er in de teboekstelling
dezer proefneming in dit tijdschrift, zij moge gelukt zijn of niet, dit
blijve het oordeel van den onbevangen lezer overgelaten, gelegen is
daar, wanneer ooit weer eens het denkbeeld van hooivervaardiging
voor het leger mogt worden geopperd, hetgeen, zooals II bij een na
der schrijven zal worden aangetoond, niet geheel onwaarschijnlijk is,
alsdan, in dat tijdschrift, gegevens daaromtrent zullen te vinden zijn.
Het was op den lsten Julij 1880, dat met die proefneming werd
aangevangen. Niet op den voorgrondstelling van den ondergeteeken-
de, noch aanbieding zijner diensten in dezen, waren oorzaak dat
die opdragt hem te beurt viel. Zij was slechts een gevolg van het
nakomen zijner belofte, den toenmaligen Hoofdintendant der Mili
taire Administratie, reeds een jaar te voren, op diens aanhoudend
mondeling en schriftelijk verzoek, gedaan: om over de mogelijkheid
te zullen peinzen, een voldoenden voorraad hooi hier te lande te
winnen en tot oplegging geschikt te maken. Slechts eene drijfveer,
hare vermelding behoort niet in een militair tijdschrift te huis, deed
hem, na die vervulling zijner beloftein het dringend verzoek van
dien Hoofdintendant bewilligen, om Zijne Excellentie den Leger-
kommandant te mogen voorstellen, nu ook den aanmaak van twintig
duizend kilo's hooi, naar dat aangegeven systeem, aan den onderge-
teekende op te dragen. Niet, dat dezen de behartiging van 's lands
en legerbelangen niet steeds innig aan 't hart lagzooals tal van te
vredenheidsbetuigingen in dien zinaan zijn adresen de ruime gra
tificatie die hem, eenige jaren geleden, in een tijd waarin de Rege
ring op dat punt volstrekt niet scheutig waste beurt vielen, kun
nen aantoonen; niet, dat, waar het die belangen geldt, hij voor de
nederigste en ondankbaarste aller taken en deze wasvoor een
1 foofdofficierwel nederig enzooals hij met grond voorzagal zeer
ondankbaar zou terugdeinzenneen. Wantgeen dienstverrichting,
hoe nederig ook, den militair, in diens betrekking, opgedragen, is
vernederend. Te minderwanneer daarbijzooals hier het geval
washet belang van den landbouween deel der algemeene welvaart,
betrokken is. Landbouw en veeteelt toch, in handen van beschaaf
den, zijn de aantrekkelijkste en nuttigste bedrijven waarop de maat
schappij bogen kan. Leerden wij niet reeds in onze jeugd, dat