315 Romeinsche veldheeren, in vredestijd, den ploeg hanteerden? En zag het tegenwoordige geslacht niet een Garibaldina elke schitterende overwinning en de bevrijding van Italiëaan zijn nederige schapen teelt op het eenzame Capreraboven uiterlijk aanzien en een rijke nationale dotatie de voorkeur geven Maar, wat, afgescheiden van dat vooruitzicht van miskenning, den ondergeteekende die taak zwaar maakte, was de wetenschap, dat er intusschen intrigues werden aangewend om hem, door ontslagverle ning, voor anderen in het Leger te doen plaatsruimen. Wel had hijin de laatste twintig jarentelkens wanneer er voor hem eene promotie op handen wasaan dergelijke kuiperijen het hoofd moeten bieden; doch thans waren die intrigues, die, voor den roem van het O. I. Leger en de eer van den Hoofdofficiersstand, in dit tijdschrift althans, niet kunnen worden vermeld, op zoodanige oneerlijke,ja zooals de Prokureur-generaal van Neêrl. Indië ontdekte fraudu- leuse wijze op touw gezet, dat geen eerlijk man, hoe ontmaskerd hier kwade trouw ook voor hem lag, die zou kunnen bezweren. In die overtuiging eene opdragt te aanvaarden, waarvan de uitslag- eerst na die voorbeeldelooze onrechtvaardigheid en aan hem gepleegde mishandeling, zonder weerga in de annalen van het O. I. Leger, zou worden beoordeeld, was niet bemoedigend. Zij echter, die ver meenden, het machthebbendeu thans ook welgevalli<rer zou zijn, voor die, dooi den ondergeteekende genomen proef, geen sympathie aan den dag te leggen, of deze te ignoreren, al waren zij (en die zijn velen) tijdens hij nog in functie was, ook nog zoo zeer met haar ingenomen, vooral, toen zij herhaaldelijk hunne paarden en die van andeien, gretig het aldus vervaardigde hooi zagen nuttigen dezulken, zeggen wij, vergisten zich uitermate. Immers, het waren juist de belangstelling door Zijne Excellentie den Legerkommandant, tot wien die in 't leger nooit geëvenaarde intrigues toen nog niet waren doorgedrongen, in die proef aan den dag gelegd; en de in diens opdragt voorkomende zinsnede: „den „Majoor Boelen, namens Zijne Excellentie, dank te zeggen voor diens „zaakrijk rapport," die hem terughielden van het verzoek om niet met die taak te worden belast; een verzoek, dat, onder de hier bovenge melde omstandigheden, wel door niemand zou zijn gewraakt geworden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 328