325 datum, schier eiken dag te regenen, met een hooiaanmaak aangevan gen, de verhouding van 1 op 20 zou zelfs nog niet voldoende zijn geweest, als men dagelijks had moeten doorwerken. (Men zij er daarom wel op bedacht, bij latere eventueele uitbe steding van het tot dat doeleinde te leveren gras, daarbij te stipule ren, dat het zal worden geleverd naarmate de behoefte en niet dagelijks). Uit het hier aangehaalde, zal dus wel voldoende gebleken zijn, dat 1 op 5, het uiterste minimum is, waarop die verhouding, in een re- gelmatigen, of beter gezegd, in een door geen onbekende atmospheri- sclie invloeden, buitengewoon gestoorden oostmoesson, gesteld kan worden. Wat nu do kwaliteit van het aangemaakte hooi betreft, daarover rapporteerde de ondergeteekende destijds het volgende: Nu het is bewezen en men zich elk oogenblik in den kavalleriestal te Rijswijk kan overtuigen, dat het, bij zorgvuldigen aanmaak, doelmatige pak king en oplegging, geurig en vrij van bederf blijft, kan men gerust verklaren, dat deze in regte reden staat tot de kwaliteit van het ge bezigde grasen dat dit goed, ja van het beste alhier verkrijgbare gehalte was, daarvoor stelt de ondergeteekende zich borg. Trou wens, verschillende reizende officieren hebben daarover, enkelen offi cieel, gunstige rapporten ingediend. Dit werd reeds daarom door den ondergeteekende niet zoo algemeen verwacht, wijl het bekend is, dat er wel eens inlandsche bedienden worden aangetroffen, die, bij het gras inkoopen op de verschillende aanlegplaatsen, van de gelegenheid gebruik maken, om, ouder voor wendsel van het zich nooit verloochenende „mahal sekali", er een klein reisgeldje uit te kloppen, dat zij, bij aanprijzing van hooi, natuurlijk moeten derven. Slechts een dier Heeren officieren, en wèl, Zijne Excellentie de Luitenant-generaal van der Heijdenkon er niet over roemen, wijl aan Zijne Excell. was gerapporteerd, dat zijne paarden het niet nuttigen wilden. Doch, dit rapport bewijst niets tegen dat hooi daar het bleek, dat voor die paarden, tevens een groote voorraad gras was meegenomen en op reis voortdurend toegediend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 338