327 voorzien, onder de persen had laten digt maken, waren opengesneden, zoodat het pas geperste hooi daaruit kwam opzetten. Tot overmaat van ramp, viel er, bij het vervoeren naar de laadpraauw, een regenbui in. Waar ter wereld, kan hooi, geperst of ongeperst, tegen regen? Uit de bewering van den toenmaligen kommandant der Artillerie te Atjeher ook hooi werd aangetroffen, dat, bij wrijving, een hin derlijken geur van zich gaf, die, hij blootstelling aan de lucht, verdween (dus geen geur aan dat hooi eigen) blijkt dan ook, hoe enkele manden nat zijn gebleven. Wanneer toch, gespleten bamboe waarvan die manden vervaardigd waren, nat wordt, alsdan verspreidt die bamboe, tot dat zij weer dr oog is, dikwerf een geur als van rottende visch. Verder bleek uit het verslag van den toenmaligen Onder-Intendant van Atjeh en Onclerhoorigheden, dat Zijn HoogEdGestr. stellingen had doen vervaardigen, waarop al het hooi lag uitgespreid. Ook ZijnHoog EdelGestrenge heeft hier, te recht, in de algemeene bezorgdheid gedeeld. De ondervinding heeft thans echter geleerd, dat het geperste hooi eerst dan uit de manden moet worden genomen en luchtig uit elkaar getrokken, wanneer het aan de paarden moet worden toege diend. Laat men het, reeds bij ontvangst, daaruit halen en in eenig lokaal uitspreiden, alsdan verliest het niet alleen zijn aromatischen geur, maar zullen muizen, ratten, katten, enz., daaraan andere geuren inededeelen, tengevolge waarvan de paarden een groot gedeelte onaan geroerd laten. Maar bovendien, zal droog hooi, dat in eenig lokaal ligt uitgespreid, in gewesten alwaar zoo roekeloos met vuur wordt omgegaan, als hier, groot gevaar voor brand opleverenwat, genomen proeven hebben zulks bewezen, als het in die manden wordt gelaten, niet mogelijk is. Tijdens de vervaardiging, werd o. a. een behoorlijk geperste, goed gesloten mand, met vijftig kilo's hooi gevuld, in 't vuur geworpen. Toen die mand aan alle zijden in vlam stond, werd zij daaruit geligt en ter zijde gelegdwaarop de vlam van zelve uitdoofde. Na al die tegenheden mogt dus, uit Atjeh, wel op eene totale af keuring worden gerekend. Buiten verwachting, was dit echter het geval niet en werd er, hoe weinig dan ook, van dat hooi nog wat goeds gezegd. Zoo verklaarde de toenmalige kommandant der Ka- vallerie aldaar, dat, tijdens Z. Ed. Gestr. was belast geweest met een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 340