332 Wanneer er belangstellenden waren zonder paarden, alsdan werd dat hooiin hunne tegenwoordigheidaan de paarden der Kavallet ie verstrekt en overtuigden zij zich, dat deze het allen dadelijk tot zich namen. Ik herinner mij op dit oogenblik twee Heeren officieren, die vermoedelijk nog te Batavia zijn, en wel de Luitenant-kolonéj der Artillerie Van Zijll de Jong en de Kapitein der Artillerie De Wijs. Beide Heeren hebben zich daarvan ieder op een verschillend tijdstip, overtuigd. Ook HunEd. werd verzocht, een mand te willen aanwijzen. Zij waren echter zoo beleefddit aan mij over te laten. Zelfs aan de paarden op den ziekenstal der Kavalleriewerd twee of drie maal hooi verstrektdatniet allenmaar toch de meesten, geheel hebben opgebruikt. Dit algemeen verschijnsel nu, was te opvallender, daar, zelfs in Europaaan hooi gewende paardenwanneer zij eenige maanden m de weiden hebben geloopen en weer op stal worden gebragt, daai- aan in de eerste dagen, niet weer den mond willen zetten. Schrijver haalt dit alles niet aan, om de voortreffelijkheid van zijn product te bewijzen. Deze staat, zooals hij reeds zeide, in regte reden tot de kwaliteit van het gebezigde gras; en dit was, daarvoor heeft hij zich borg gesteld, algemeen van het beste, dat in de om streken van Meester-Cornells verkrijgbaar is. Hij weet zeer goed, daarvoor heeft hij, niet geheel en al zonder eenige opmerkingsgave waar het zijn vak betreft, bedeeld, verschillende werelddeelen en vele staten van Europa bezocht, dat er nog beter gras en dus nog beter hooi op do wereld is. Hij wil ook, ten einde niemand .te misleiden, hier bijvoegen, dat, zijns inziens, dat bovenvermelde algemeen dadelijk toehappen van vermoeide en hongerige paarden, niets voor de voortreffelijkheid van dat hooi bewijst, wijl grasetende paarden, althans als zij eenige dienst hebben verrigt, zich schier nooit verzadigd tonnen. Daarbij was dat hooi versch en jong. Maar, Hij maakt er melding van, om de vraag te kunnen stellen, of, ware men toen, terwijl de paarden het zoo willig aten, met de beproeving daarvan begonnen, die paarden daar aan gewend en de grasvoedering vergeten zijnde, dit niet voortdurend een, ja twee jaren, zonder daarin eenigen tegenzin te betoonen, zou den hebben doorgegeten, als men tevens weet, wat trouwens uitzijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 345