335 delijk weer op hooi te brengen zijn? Hoeveel te minder dus in deze gewesten, alwaar gras immer hun hoofdvoedsel was. Met het zelfde regt zou men kunnen zeggen, dat gras niet deugt of geen goed voedsel is, als men paarden, die uitsluitend aan hooi zijn gewend, wanneer zij in de weiden komen, gedurende eenige da gen, ziet weigeren te grazen, wat ik, in Europaherhaaldelijk heb bijgewoond. Heeft de toenmalige Kommandant der Artillerie te Atjeli niet ver klaard, dat men die dieren wel aan het eten van ligstroo kon ge wennen? En, voeden de arme strandbewoners in de omstreken van Ostende België) hunne paarden niet met gedroogde visch (ikan kreng) En daar ik het er nu, in alle nederigheid voor houd, dat het al hier aangemaakte hooi, iets beter is dan ligstroo of ikan krengzoo kan men veilig aannemen, dat het eetbaar is. Ik word daar des te meer in gesterkt, nu ik ook eens de gunstige rapporten omtrent dat hooi uitgebragt, de revue laat passeren. Al dadelijk zie ik er een, dat wel alle anderen overbodig maakt. Het is een schrijven van den Heer Maaslanddestijds als Onder-Intendant naar Padang vertrokken en thans, naar ik vermeen, hoofdofficier. Z. H. Ed. Gestr. werd officieel opgedragen, op reis dat hooi te keuren en daaromtrent rapport uit te brengen; terwijl mij werd ge last, aan Z. H. E. G. een mand met vijftig kilo's geperst hooi te doen afgeven. Daar ik op dat oogenblik te Meester- Cornelis werkzaam was, zoo is die mand, voor de vuist, te Rijswijk weggehaald. Ik schreef daarop aan den Heer Maaslandaan wien ik mij niet herinner ooit te zijn voorgesteld of de eer te hebben, persoonlijk bekend te zijn, met verzoek, bijaldien dit niet te veel van zijne wel willendheid gevergd was, ook mij eenige mededeeling omtrent zijne bevinding te doen. Daarop gewerd mij het volgende antwoord, waarvoor ik Z. II. E. G. alsnog mijnen dank zeg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 348