337 Eigenlijk is het zeer gelukkig, dat die beproeving zoo laat heeft plaats gegrepen. Mijne teleurstelling had oneindig grooter kunnen zijn; want, wie weet, of ik niet al die doode paarden, die nu, met zulk overheerlijk gras in hun ruif, het leven lieten, op mijn geweten zag geschoven en hun geldswaardig bedrag in de rubriek „onvoorziene uitgaven" (die vergeten was) der hooifabricatie zag opgeteekend. Zoodat die fabricatie, hoe onschuldig ook, door alle ruiters zou zijn gevloekt en beschuldigd den lande een groot geldelijk nadeel te hebben berokkend. Terwijl zij thans, niettegenstaande het hooi is afgekeurd en de persen met verlies zijn verkocht, den lande nog voordeel oplevert, daar, voor pakhooi, dat de Intendance dikwerf behoeft de prijzen werden door Kolonel Hofstede opgegeven ruim drie maal het bedrag moet worden besteed, waarop het thans afgekeurde, uitstekende paar- denvoeder (als zij aan het eten daarvan gewend zijn) te staan komt. Die persen, die zoo uitstekend door de firma Taijlor en Lawson a f 350 per stuk, zijn vervaardigd, hadden dus nog wel kunnen te stade komen, al ware het slechts voor het geval, dat de Intendance weer voor den aankoop van zulk duur pakhooi staat. Thans zijn zij, de eene door een landheer die herhaaldelijk naar den hooiaanmaak kwam zien, de andere door mij, a ruim f 100 per stuk gekocht. Ten mijnent wordt thans dagelijks, ter oplegging voor eigen gebruik, hooi geperst. Het is opmerkelijk, hoe de merriën die des avonds in de kraals komen en aldaar, des nachts, uitsluitend met dat hooi worden gevoederd, dit, tot den laatsten halm, opeten; en dat wel, terwijl zij den geheelen dag loopen grazen. Heeren officieren, die daarin belang mogton stellen, kunnen zich, zij gelieven slechts belet te vragendaarvoor eiken avond tegen 61 /2 ure, het uur van te huiskomst der paarden, ten mijnent komen overtuigen. Vreesde ik niet het geduld van den lezer geweld aan te doen, ik zou hierover nog verder uitweiden. Doch ik vertrouw, door het neergeschrevene voldoende te hebben aangetoond, dat hij die nog illusiën heeft, om, door 't aangeven en in praktijk brengen van eenig nieuw en nuttig systeem, zich jegens den lan de verdienstelijk te maken, daartoe geen hooivervaardiging kiezen moot. Meester- Cornells1 September 1882. Anton Boelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 350