355 is niet waar" ons voor het meest genomen onaangenaam kunnen stemmen, edoch beleedigend kan de expressie niet zijn, wat wel het geval is, indien ons werd toegevoegd dat lieg je Met dergelijke maatschappelijke conventies heeft echter het militair sti'afrecht niets te maken, dat alleen vraagtof er in rechtskundigen zin door de geuite woorden al dan niet eene bepaalde beleedigende qualificatie aan den meerdere in rang is toegevoegd. Wanneer op boven ontwikkelde gronden onze meening alleszins juist is, nl: dat de expressie „dat lieg je" in gramaticalen zin dezelfde beteekenis behelst als de woorden: „dat jok je", dat is niet waar," en derhalve daarin ook in rechtskundigen zin geen minachtende quali ficatie, doch slechts eene oneerbiedigeonbetamelijkeonkiesche uit drukking ligt opgesloten, dan veroorloven wij 'ons, ons te vereenigen veeleer met de meening van het Hoog-Militair-Gerechtshof, vervat in zijn arrest, dd° 28 October 1859, dan met die, gehuldigd inliet door hetzelfde College geveld arrest, dd° 9 December 1881. Ten einde ieder in staat te stellen, over de rechtspraak te oordeelen, volgen hieronder bovenbedoelde arresten. Het arrest van het Hoog-Militair-Gerechtshof, dd° 28 October 1859 luidt: „Overwegende dat te regt als wettig en overtuigend bewezen is aangenomen, dat, toen de kompagnies-kommandant, de kapitein B. een onderzoek instelde ter zake van het ontvreemden van den, aan den flankeur Potterat toebehoorenden trommel en bij die gelegenheid onder anderen tegen den beklaagde, thans appellant, zeide, dat hij hem bepaald voor den dief hield, deze, een paar stap pen vooruitdoende en met de vuist op de tafel en op de borst slaan de, heeft gezegd: „dat lieg je, kapitein"; Overwegende, dat de krijgsraad te regt heeft beslist, dat door dit feit niet was daargesteld het misdrijf van insubordinatie door gebaren; Overwegende, dat het echter evenmin daarstelt het misdrijf van insubordinatie door woorden, waaraan de krijgsraad den beklaagde, thans appellant, te dier zake heeft schuldig verklaard en tot straf verwezen dat toch insubordinatie door woorden, volgens art. 99 van het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 368