bestaan, om een verdachte voor den krijgsraad te doen terechtstaan. Velen meenen die wetenschap te bezitten; de ondervinding heeft echter geleerddat er geen grooter kwaad bestaat voor do studie der rechtswetenschap dan juist de liefhebber-jurist. liet gerechtelijke onderzoek zoowel als de voorloopige instructie zouden wij gaarne zien opgedragen aan den ambtenaar, den rechter commissaris, wiens speciale betrekking het is als zaakkundige het onderzoek flink aan te vatten en te beginnen, waarvan het hoofd zakelijk afhangt hoe de zaak moet worden beoordeeld. Wat kan het begin van eeno instructie, een allereerste verhoor, dikwijls over den geheelen loop, over het gelukken of mislukken van een onder zoek beslissen. Aan den auditeur-militair, op plaatsen waai geen raden van justitie gevestigd zijn, voege men een persoon toe, die, in de kennis van het recht bekwaamde functie van rechter van instructie of commissaris waarneemt. Het zal den lande wat meer kosten, doch voor eene goede rechtsbedeeling mogen der schatkist geen kosten worden bespaard. In de instructie is het alleen om feiten te doenniet om de ap preciatie daarvan, om de straf, die zal worden opgelegd, maar lou ter en alleen om de naakte feiten, om de waarheid. Om bij pro cesverbaal te constateeren en door verklaiingen van getuigen en van den beklaagde te doen blijkenwat er gebeurd isbehoeft men geen militair, maar moet men een ambtenaar voor hebbendie het instel len van zoodanig onderzoek gewoon is. De officieren althans vele officieren getuige het opstel van Mati Panariboven aangehaald zien zeiven indat het beter warehen van die voorloopige infor mation te ontheffen. De weinige gelegenheiddie officierenmet drukke garnizoensdiensten belast, tendienste staat om het militaire recht te bestudeeren, is zeker de oorzaak, dat de meesten met tegen zin zaken instrueeren, waardoor met den haastigsten spoed feiten onderzocht, daadzaken onnauwkeurigonvoldoende geverbaliseerd worden, waaruit niet met zekerheid de vraag kan worden beantwoord of een persoon al dan niet volgens de Wet aan eenig misdrijf straf schuldig is, daardoor evenmin eenige mogelijke- zekerheid bestaat voor eene veroordeeliugvereischt vóór dat de zaak voor den krijgs raad wordt behandeld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 36