364
Yau „Beschwerde" gesproken, zoo bevatten de Duitsche voorschrif
ten daaromtrent zeer behartigenswaardige bepalingen, voornamelijk
voor officieren. (Het bovenbedoelde handboek is dan ook hoofdza
kelijk geschreven voor adspirant-officieren).
Het daarover handelende hoofdstuk, blz. 232, 211: „Die For-
men bei Beschwerde," begint aldus
„Der Soldatenstand verlangt schon im Frieden volle Anspannung
aller Kürper- und Geisteskraftees sind, um diese stets zu erzielen,
entschieden strenge und ernste Mittel dem Yorgesetzten unerlaszlich,
wobei andererseits auch eines unserer Hauptprinzipien, das Ehrgefühl,
nicht verletzt werden darf. Ferner lassen zich im Dienst nicht immer
alle im geselligen Leben iiblichen Höflichkeitsformen anbringenz. B.
wenn schnell einem Fehler abgeholfen werden soil. Wem diese beiden
Punkte nicht klar geworden sind und wer also hierin zu empfindlich
istder zeigt, dasz Hun der richtige militarische Sinn felilter
wird mit seinen Beschwerden zurückgewiesen werden und zich Unan-
nehmlichkeiten zuziehen."
In het Duitsche leger staat als grondbeginsel vast, dat hij, die
reclameert of zich bezwaard gevoelt, nimmer den meerdere, door wien
hij zich verongelijkt of gekrenkt acht, persoonlijk om opheldering
vragen, noch mededeelen mag, dat hij zich over hem wil beklagen
Wanneer meer militairen te gelijk over eene zelfde zaak reclames
wenschen in te brengen, mogen dit slechts twee hunner doen.
Yooral deze laatste bepaling achten we uitstekend, en zouden we
wenschen, dat ze ook bij ons bestond en bijv. in de „Regten en pligten
van den soldaat" opgenomen en algemeen bekend gemaakt werd.
Dan zou niet kunnen gebeuren, wat wel eens enkele malen geschiedt,
dat namelijk op een goeden morgen de sergeant-majoor bij zijn ka
pitein komt met de woorden„Kapitein, de manschappen reclamee
ren," enz.; of wel: „Kapitein, in de compagnie wordt er over gemop
perd, dat" enz. Goed, de kapitein laat de compagnie aantreden en
vraagt bijv.: „Mannen wat is er?" Dan komen er doorgaans eenigen
te gelijk voor, die niet tot de minst beschroomden behooren en aller
minst tot hen, van wie de dichter zegt
Wij cursiveeren.