370 dan drie maanden achtereen die functie mag waarnemen. Wij wensch- ten deze bepalingen, die meestal toch niet nageleefd worden, ge heel te zien vervallen. Bij het groot aantal geëmplooieerden, dat vooral onze Europeesche compagniën afgeeft, mag men toch waarlijk wel den soldaat gunnen, dat zijne spijzen niet altijd bereid worden door een dillettant in het edele vak der kookkunst, waaraan in den goeden ouden tijd zich zelts Fransclie maarschalken en hertogen wijdden! Ook de maag heeft hare rechtenvoor een lekker bord bruine boonen, of misschien wel „snert", verkocht Esau zijn eerstgeboor terecht. De Fransche maarschalk Vieilleville maakte z'n vijand De Mesque 'n standje, omdat deze eigenmachtig een wapenstilstand met hem wilde sluiten en dreigde hem, dit den Keizer Karei V) te doen weten. De Mesque maakte daarop verontschuldigingen, die Vieilleville aannam, onder voorwaarde, dat hij hem een mandje ine'' zeevisch zou zenden, wat geschiedde. Dit verhaal is te vinden in Schiller's: Gedenkwaardigheden uit het leven van den maarschalk Vieilleville. Rüstow vindt het niet beneden zijne waardigheid, om> in zijn werk over den oorlog van 1870, sprekende over het nemen van Commercie en Bar-le-ducde opmerking te maken, dat de eerste plaats beroemd is door een gebak „Madeleines" geheeten, en de laatste om de heerlijke frambozen- en kruisbessenconfituren. (Zie bladzijde 323 der Nederlandsche vertaling van laatstgenoemd werk). Welke voorname rol de „blikjes" soms bij ons hebben gespeeld, weten velen misschien wel. Gunnen we daarom den soldaat eenen door langdurige voorberei ding geoefenden, vasten kok. Artikel 107 bevat in de 3° en 4° alinea eene uitstekende bepaling wanneer er slechts de hand aan gehouden werd. Op die bepaling- met meerderen nadruk te wijzen, zou niet overbodig zijn. Zoo licht geneigd om te denken, dat hem te kort wordt gedaan, moet de sol daat er daarentegen meestal, om zoo te zeggen steeds met den neus bijgehaald worden, wanneer hij zich overtuigen kan, dat hij krijgt alles, waarop hij recht heeft. Wat M. P. 's opmerking betreft omtrent de slotbepaling van artikel 110, zoo moeten wij onzen geachten kameraad er op wijzen, dat,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 383