- 385 Om mij heen ziende, zag ik eene menigte open wagens met twee paarden staan, maar ik dacht bij me zelf: „jongen, dat zal er te veel inhangen, daar zal ik maar mee wachten tot ik majoor ben", en ik knikte maar neen tegen de koetsiers. Eindelijk kwam er een Javaan naar me toe, die me vroeg „sado-sado toewan Nu wist ik wel, dat „toewan" mijnheer beteekende, maar sado-sado? Fluks Badings opgeslagen; mis, ik vond 't niet. Opziende, zag ik den vrager wijzen naar een net rijtuigje met één paard, den vorm van een tentwagentje hebbende, doch lager bij den grond en ingericht als een jachtwagentje, in eén woord: een „dos-a-dos". Ik dacht bij me zelf: wat is dat Maleisch toch een gemakkelijke taal, stapte in, zeide eenvoudig „Java-hotel" en voort reed het wagentje, zoo hard als nog nooit n Hollandsch paard me gereden had, gedurende de enkele malen dat me in Holland die weelde gepermitteerd was geworden. Java-hotel!" „Moeder Spaanderman!" Wie, die ooit betrekkingen in Indië had, heeft niet meermalen van dat hotel en zijne vriendelijke eigenares gehoord Ik ten minste had er meer dan eens over hooren spreken en had me dan ook vast voorgenomen, om er bij aankomst in Indië mn intrek te nemen. Met een: „Zoo, beste jongen, ben je daar" werd ik verwelkomd en ik dacht bij me zelfdat is nu toch wel aardig van oom Hendrik, dat hij, die zoo'n vijand is van brie venschrijven en vooral van recommandatie-brieven, nu toch aan „moeder" geschreven heeft, dat ik er zou komen. Toen ik echter de groeten van oom overbracht, begreep ik er niets van, dat „moeder" zich oom niet meer herinnerde. Oom Hendrik, dit zij terloops gezegd, was jaren geleden koop- vaardij-kapitein geweest of eigenlijk, wat deftiger klinkt: „capitaine au long cours"; dan weet men ten minste, dat hij van z'n leven iets meer heeft gecommandeerd dan de trekschuit van Delft naar den Haag. Oom dan, die lang gevaren en indertijd menig luitenant, die thans hoofdofficier is, naar Indië overgevoerd had en nog veel ken nissen en vrienden in Indië heeft, had steeds pertinent het verzoek van mijne Moeder geweigerd, wier eenige broeder hij wasom mij bij dezen of genen aan te bevelen. Hij zeide maar, en Yadér gaf hem gelijk, „dat recommandeeren is allemaal maar lak; ik zou heel goed „aan kolonel A. of generaal B. kunnen schrijven, maar die menschen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 398