387
Nieuwe Pensioenswei.
Eenige dageii geleden trok, onder de ingezonden stukken van De Lo
comotief van den 4dcn September, een artikel onder bovenstaanden titel
onze aandacht. Niet, omdat ons niets bekend was van eene wijziging
in het Reglement op het toekennen van pensioen en onderstand aan de
Europesche en aan de daarmede gelijkgestelde officieren van de landmagt
in Nederlandsch-Indiê, maar wel, omdat de inzender S. gewaagt van de
intrekking van art. 16 der Alg. Order N° 13 van 1880 (Staatsblad N° 22
van dat jaar). Dit artikel luidt:
„Wordt de gepensioneerde in actieven dienst hersteld bij 's Rijks zee-
of landmagt, dan wel bij de koloniale landmagt of de gouvernements-ma-
rine, dan kan hem vergund worden, het pensioen geheel of gedeeltelijk
gelijktijdig te genieten met de inkomsten aan den actieven dienst verbonden.
„Die vergunning wordt verleend in Nederland door den Koning, in
Nederlandscli-Indiè door den Gouverneur-Generaal onder 's Konings na
dere goedkeuring.
„Verlaat de gepensioneerde den dienst bij het Nederlandsch-Indisch le
ger opnieuw, dan wordt zijn pensioen, overeenkomstig de bepalingen van
dit reglement herzien, met inachtneming van zijn' jongst doorgebragten
diensttijd. Het opnieuw te verleenen pensioen zal in geen geval minder
bedragen dan het vroeger genotene.
„Het pensioen wordt in zijn geheel gelijktijdig genoten met de soldij en
de toelage, verbonden aan de Militaire Willemsorde en aan de benoeming
tot broeder der orde van den Nederlandschen Leeuw.
„Uitgenomen de gevallen, waarin de Wet anders bepaalt, kan het pen
sioen krachtens dit reglement toegekend, niet gelijktijdig worden genoten
met ander pensioen ten laste van de geldmiddelen van den Staat of van
zijne koloniën of bezittingen."
S. vraagt: „Waarom heeft er in de verschillende couranten gestaan,
dat het Departement van Oorlog de gepensioneerde kapiteins attent maakt
op het Koninklijk besluit, waarbij art. 16 van de nieuwe pensioenwet
voor de officieren van het N. I. Leger is ingetrokken Moeten
zij zich daarom zoo vroolijk maken? Neen—zegt S. verder in geenen
deele, maar wel als art. 17 wordt ingetrokken."
Dat verschillende couranten, gelijk S. zegt, van de intrekking van art.
16 der Alg. Order N° 13 van 1880 zouden gewaagd hebben, weten we
niet, ten minste het is aan onze attentie ontsnapt 5 we gelooven echter
gaarne, dat S. zich hierin niet heeft vergist. In ieder geval hebben dan