421 -
den dagelijkschen omgang terugtrekt? Het moge een jong kapitein
streelen, om de luitenants met de hand aan de kwartiermuts voor
zich te zien staan, hij bedenke, dat zulks niet de uitdrukking van ware
achting issoms zelfs van het tegendeel. Blijft een kapitein zich
voortdurend uit het gezelschap der luitenants terugtrekken, dan zal
hij in hun midden besproken, en zullen zijne handelingen beoordeeld
worden, hetgeen naar ons inzien de kanker is voor de subordinatie.
Is de handelwijze der oudere, daarbij aanwezige officieren onverant
woordelijk, de aanleiding ligt bij den voor zijn prestige te angstval-
ligen kapitein.
Hier zijn wij genaderd tot een punt, dat wel afzonderlijke be
spreking verdient.
Het kwaadspreken van kameraden is op zich zelf reeds eene zeer
laakbare daad, maar veel nadeeliger zijn de gevolgen, wanneer zulks
ten opzichte van chefs plaats heeft. Toch weet een ieder, welk eene
uitbreiding deze kwaal, welke wij nogmaals den kanker der subor
dinatie noemen, in den laatsteu tijd verkregen heeft. Als een der oor
zaken noemden wij reeds het verkeerde inzicht van sommige kapiteins,
om zich uit den omgang met de luitenants terug te trekken, maar meer
nog is de toestand in Atjeh hieraan schuld. Het langdurig samen
zijn, om niet te zeggen het opgesloten zijn, van officieren in bentengs,
bivouakken of te Rota Radja zelve leidde, zooals zich denken laat, tot
het bespreken van uitsluitend militaire zaken; het gemis aan afleiding,
de slechte gezondheid en sommige min gunstige maatregelen der
Regeering, met daaruit gevolgde ontevredenheid, bracht spoedig tot het
beoordeelen der betrokken personen. En waar nu nog de krijgs
verrichtingen tegen en in Atjeli reeds van den beginne weinig bevre
digende uitkomsten opleverden, daarom de oorlog in het Moederland
weinig instemming vond, ja weldra door nagenoeg het geheele volk werd
afgekeurd, daar meenden de officieren nog een stap verder te mogen gaan.
Men begon met de handelingen van den Bevelhebber te bespreken,
af te keuren, soms bespottelijk te maken. En zulks geschiedde vrij
algemeen door hooger en lager geplaatste officieren. Toen dit door
niemand werd tegengegaankwamen de hoofdofficieren en kapiteins
aan de beurt en moesten dezen het ontgelden. In de verschillende
garnizoenen teruggekeerd, werd dit kwaadspreken uit gewoonte voort-
28