gezet, en werd dit kwaad zóó algemeen, dat het nu zelfs voorkomt dat een hoofdofficier in gezelschap van jonge officieren de daden van, hunnen commandant, mede een hoofdofficier, bespottelijk maakt. Is dat niet de discipline met voeten treden en de insubordinatie in de hand werken Gelukkig behooren deze gevallen tot de uitzonderin gen, maar de algemeene afkeuring, welke het bij allen opwekt, be wijst voldoende, dat ook één geval nog te veel is. Een tweede oorzaak, die leiden moest tot ondermijning van het gezag voor den meerdere, is het in de laatste jaren herhaaldelijk voorkomende twistgeschrijf van officieren, die, de hoogste rangen in het Leger bekleed hebbende, dat Leger nauwelijks hadden verlaten. Tot ieders ergernis toch verloren deze personen hierbij de achting voor elkaar en dikwijls voor zich zeiven uit het oog. Kunnen zij verwachten, dat anderen hen dan zullen achten, of geven zij niet aanleiding, dat zij ook door de jongste officieren beoordeeld worden? Zijn de oorzaken, die als onwillekeurig geleid hebben tot het voor de discipline zoo verderflijke critiseeren van meerderen, alzoo gemakkelijk aan te wijzen, helaas liggen de gevolgen ook als voor de hand. Een officier komt b. v. bij zijn korps aan, nog vol illusie voor den stand, waarin hij pas opgenomen is, en welken hij tot nog toe heeft leeren eerbiedi gen. Wellicht heeft hij ook eenige achting voor zijn oudere kame raden, maar spoedig hoort hij, dat deze zich over de hoofdofficieren en kapiteins zeer oneerbiedig uitlaten, hen soms zelfs bespottelijk maken. Wat die oudere officieren zoo luid durven zeggen, moet toch wel waar zijn, meent hij; maar hiermede ook krijgt zijn gevoel van achting voor die meerderen een gevoeligen knak. Weldra volgt hij het voorbeeld der anderen; hij meent ook grieven te hebben, hij begint ook zijn compagnies- en bataljons-commandant te beoordee- len; elke terechtwijzing dezer laatsten, hetzij al of niet verdiend, ver draagt hij niet meer met de vereischte onderwerpingintegendeeldeze maakt hem wrevelig, en het gehoorzamen wordt hem moeilijk. Daar na hoort hij zelfs door kapiteins, misschien wel door hoofdofficieren, sommige hooger of lager geplaatste personen beoordeelen, die toch allen zijne meerderen zijnen met den eerbied is ook de illusie voor zijn stand verdwenen. Hij gehoorzaamt niet meer uit plichtbesef, noch uit achting voor zijne meerderen, maar, evenals een soldaat, uit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 435