HO onder dezelfde omstandigheden bijgekomen en gedresseerd, ziju werke lijk prachtige beesten, en beloven goede oorlogspaarden te worden. Hieruit blijkt afdoende, dat de wijze van voeden, in de cavalerie- stallen te Scdatigazoowel wat aangaat de pas uit de prauw aan gekochte als alle overige paarden, niets te wenschen overlaat. Hier wordt met kennis van zaken en toewijding voor de paarden gezorgd; zij worden oordeelkundig gevoed, behandeld en afgericht. Zij, die daarop het toezicht uitoefenen, zijn ik zal mij liever onthou den van het noemen van namen officieren, wier namen als paarden kenner en ruiter, in één woord: als cavalerie-officier, gunstig bekend zijn. Lenè voeding van dedak, zooals door Schr. gevvenscht wordt, is nadeeligdaar het paard, dat in ziekelijken toestand wordt aangevoerd en welks verteringswerktuigen dus niet normaal zijn, dedak niet omzet. Zooals bekend is, wordt de dedak slechts door een klein gedeelte van den dikken darm verwerkt, en zal dat kleine stukjenatuurlijk ook in ziekelijken staat zijnde, dit voedsel zoo goed als onaangeroerd laten passeeron. Ik zou uit de vóór mij liggende gegevens meer over dit onder- werp kunnen zeggen, doch vermeen hiermede voldoende te hebben aangetoonddat voor paarden met minder gunstige spijs ver terin°' dedak niet aan te bevelen is. Hierbij komt nog, dat dedak niet steeds in. voldoende quantiteit verkrijgbaar zal zijn, en daar dit voedsel natuurlijk alleen bij wijze van slobber (nat voeder) kan worden toegediend, geloof ikdat zulks voor paarden, die op kracht moeten komenniet aanbevelenswaardig is. Laten we ons met de tegenwoordige voeding geruststellen; de remonten van het vorige jaar zijn thans, ik herhaal zulks, sierlijke, grootendeels reeds afgerichte paarden, die een goede plaats innemen in de veldéskadrons. Dat verder het veldeskadronspaard nu zoo vertroeteld wordt, zou

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 43