429 van den dag zijn, evenmin als het „onderteekend" schrijven in het openbaar door officieren een alledaagsch verschijnsel heeten mag. Doch wij achten het zeer mogelijk, dat zich enkele malen zulke gevallen voordoen en daarom stelden wij een voorbeeld. Zij, die ten allen tijde met naamsonderteekening schrijven, zijn dik werf officieren, die het alleen over „zaken" hebben, waarbij geheel en al „personen" buiten schermutseling kunnen blijven. Zoo vinden wij er niets „moedigs" in, dat de eene of andere specia liteit op artilleristisch gebied zijne algebraïsche formules onderteekent een ander tactische bespiegelingen, met zijn naam geheiligd, het publiek ter lezing aanbiedt. Op zijn allerergst kan een criticus hun komen vertellen, dat zij het ditmaal mis hebben. Geen mensch ter wereld zal er zich warm over behoeven te maken' Maar beweeg u eens op een ander terrein, bijvoorbeeld zooals laat stelijk X. dit meesterlijk deed in zijn geschrift„De positie van den „officier der Infanterie bij het Nederlandseh-Indisch Leger". Honderd tegen een, dat in hoogere sferen dit schrijven welgevallig is opgeno men geworden. De chefs willen nu eenmaal niet, dat er in eenig publiek orgaan wondeplekken worden aangewezen, anders dan door hen zeiveneen verschijnsel, dat trouwens wel te verklaren is. Want ook hier, wij erkennen dit volmondig, is soms schromelijk misbruik waar te nemen. Nu eens toch wordt de pers te baat ge nomen door ontevredenen, die een zoogenaamd „boekje" wenschen open te doen van het militair huishouden ter plaatse en alsdan, dik wijls uit partijdigheid en nijd, hot goede verzwijgen, daarentegen met kwistige hand het kwade ter kennis van het publiek brengen, het welk natuurlijk niet altijd neen in den regel niet voldoende op de hoogte is, om over de zaak te oordeelen. Dan weder grijpt een ander naar de pen, om, nu hij toch heeft bedankt voor verdere promotie, over zaken te schrijven, die hij niet onbevangen kan be- oordeelen, omdat hij zelf het slachtoffer is of althans denkt te zijn van bijv. vervolgzucht; of, om eene uitdrukking te bezigen, welke een beroemd, eerlijk staatsman gebruikte die helaashet tooneel verliet, „onder dankbetuiging, enz". het slachtoffer van „militaire willekeur,"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 442