430 Zulke handelingen, "waarbij het „Noblesse oblige" (1) geheel wordt uit het oog verloren, zal wel niemand kunnen goedkeuren. Heeft een militair over persoonlijke feiten van de zijde zijner chefs te klagen, dan zullen wij de laatsten zijn, om den anti-krijgstuchtelijken raad te geven, zoodanige klachten voor den publieken rechter te brengen. Neen, dan hebbe ieder militair niet alleen het noodige vertrouwen in het goed recht zijner zaak, maar ook den moed, om zijne klacht officieel naar hooger te doen opzenden, om vervolgens aan den supe rieur van dengene, over wion men klaagt, over te laten, op hoedanige wijze redres aan te brengen zij. Onder de hooger geplaatsten treft men intusschen enkele malen zulke fanatieke tegenstanders in zake het „schrijven iu het openbaar" aan, dat deze per se ieder voortbrengsel uit de pen hunner onder hebbenden veroordcelen. Als curieus staaltje diene het volgende. Een paar jaar geleden schreef de kapitein van den generalen staf Swart een werkelijk belangrijk artikel in het Indisch Militair Tijd schrift over de voorgenomen vermindering van het wapen der Indische cavalerie, om te betoogen, dat het onstaatkundig zoude zijn, aan de plannen tot reductie gevolg te geven. De kapitein maakte zich door het schrijven van dat opstel te verdienstelijker, nu er onder de over bedoelde formatievermindering jammerende cavalerie-officieren niet één scheen te zijn, die de pen voor zijn wapen wilde, kon of dorst op te vatten. De kapitein Swart en met hem de kapitein van den Nederlandschen generalen staf De Bas sprongen moedig voor het wapen der Indische cavalerie in de bres. Toch was er in die dagen een hoofdofficier, die aan ons persoonlijk onverholen zijne afkeuring over Swarfs opstel te kennen gaf, omdat N. B., z. i. een officier, die meent iets voor te stellen te hebben, zulks immer aan zijnen chef behoort te doen. Die hoofdofficier had gewild, dat de kapitein Swart zijn opstel aan den chef van den generalen staf, in stede van aan de redactie (1) „Het roemrijk verleden van het Indisch Leger legt U verpligtingen op, die Gij „door daden zult toonen U ten allen tijde te herinneren". Generaal Kroesen.^ {Dagorder van 5 April 1873.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 443