436
Generaal D. N. te doen volgen, werd zeer voldoende gestaafd, dat
de Heer V. D. tijdens liet schrijven en zelfs tijdens het terugvragen
van den brief niet wist, dat hij voor een raad van onderzoek zou
verschijnen. De minder juiste mededeelingen van den Heer
P. (vertrek van den G. G. naar Buitenzorgvertrek van den
Generaal D. X. derwaarts; verzoek per draad aan den Generaal D. N.~,
antwoord van Buitenzorg door den laatsten; herhaald verzoek naar
Buitenzorg en terugzending van den brief van daar) gaven derhalve
steun aan zijn beweren, dat die wetenschap tijdens de brieven werden
geschreven en teruggevraagd niet bestond. De vergissing van den
Generaal V. S. deed daarentegen tot de zaak in quaestie niets af.
Door het vertrek van den Gouverneur-Generaal op den 7n werd geene
wijziging gebracht in het gebeurde van en met den 2n tot en met den 5".
Wat betreft die vergissingen van den Heer P. komt het mij
voor, dat deze zóó lang over de zaak heeft nagedacht, dat hij
op 't laatst zelf is gaan gelooven, dat het verhaal, door hem van
het gebeurde gegeven, het ware is. Dit vooral, omdat zijne bewering,
dat de Heer F. D. het schrijven in quaestie terugvroeg vóór hij
bekend was met zijn aanstaand verschijnen voor een raad van onder
zoek, het beste gestaafd werd.
Daardoor wordt verklaard, dat de Heer P. onjuistheid op onjuist
heid heeft kunnen stapelen, zonder der goede trouw te kort doen.
De Heer P was gebiologeerd door een alles overheerscliend
denkbeeld zietdaar de opheldering van het door hem geschrevene. (1)
(1) Op bladz. 573 van de „Indische Gids" van April 1882 zegt de Heer P.: „Op
„den 12den Mei, dag van het Krooningsfeestwas nog niets beslist; men was nog
„altijd aan het beraadslagen en adviezen inwinnen of de handeling van Van Daalen als
„insubordinatie, dus voor een krijgsraad, of als majesteitsschennis, dus voor den Raad van
„Justitie moest vervolgd worden. Het is eerst na dien 12den Mei, dat men op de
„zeer snuggere gedachte kwamhet leger voor het lastige geval te spannen. De
„Raad van onderzoek heeft slechts drie zittingen gehouden
Het is eerst na dien 12den Meidat men op de zeer snuggere gedachte kwam,
liet leger voor het lastige geval te spannen. Tot en met die dagteekening is er dus,
volgens den Heer P., geen sprake geweest van een raad van onderzoek, wel van eene
gerechterlijke vervolging, 't zij voor den krijgsraad, hetzij voor den Raad van Jus
titie. En wat leest men in 't mailoverzicht van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch-
lndië van den zesden Mei 1874? 't Is het volgende:
„Men had stellig verwacht, dat in de Javasche Courant van gisteren het ontslag
„van den kapitein Van Daalen uit Zr, Ms. militaire dienst zou zijn aangekondigd. Dit is