81 -
men niet zeggen aan de paarden te Atjehdie reeds vroeger en ook
tegenwoordig door groote marschen bewijzen van het tegendeel leve
ren. Die paarden zien er, niettegenstaande hunne zware diensten, nog
goed uit.
Ook de te Salatiga plaats gehad hebbende proefmarfflienin de
maanden Augustus en September van het vorige jaar, hebben doen
zien, dat onze Indische veldeskadrons hun naam verdienen. Dat er
paarden werden aangetroffen, die na geruimen tijd wel wat geflan
keerd waren, is natuurlijk.
Die marschen, welke 2S Augustus mot afstanden van 20 kilome
ter begonnen, werden van lieverlede grooter, totdat men een maand
later 60 kilometer per dag aflegde.
Twee dagen per week werd gerust, de overige dagen gemarcheerd.
Xa kennisname hiervanzal men toch niet willen bewerendat
zulks vertroeteling te noemen is.
Wat verder het baden aangaat, is de Schr. slecht ingelicht. De
cavaleriepaarden te jS'alatiga baden wel, n. 1. eens in de week inde
rivier, op Donderdag.
Dat er schimmels en valken in den troep worden aange
troffen is, mijns inziens, zeer verklaarbaar.
In Europawaar de paarden in tamme stoeterijen worden gefokt
en dus op kleur kan worden gelet, is het mogelijk sommige kleuren
te weren.
In Indië daarentegen, waar men niets dan wilde stoeterijen heeft
en waar de voorziening in een voldoend aantal troepenpaarden reeds
bezwaarlijk wordt, moot men zich bepalen tot het opkoopen van alle
aan de markt gebracht wordende paardendie aan bouw enz. voldoen.
Wanneer later (we willen zulks hopen) in de Preancjer op de
stoeterij van den Heer Von Splinter een voldoend aantal troepen
paarden zal,worden geteeld, zal men op kleur kunnen letten, daar
ik mij overtuigd houd, dat die inrichting een half wilde stoeterij zijn
zal én men de kleuren bij elkander zal weten te brengen.
Het vreemde verschijnsel verder, dat de officierspaarden zooveel
levenslustiger, vuriger enz. zijn dan de overige troepenpaarden, moet
niet worden gezocht in minder gaba of poetsen.