437 Op bladz. 34, waarop de met vet kapitaal gezette zinsnede voor komt, gewaagt de Heer P. met een paar woorden van het door den Generaal V. S. publieeeren van den door den kapitein V. 7). aan hem gerichten brief. Dienaangaande eene vraag. Aan wien richtte de kapitein V. 7). dien brief? Aan zijn vertrouwde en vriend, of aan den Chef, wiens tusschenkomst hij inriep, niet wat betrof eene aangelegenheid, die alleen hem, V. 7)., aanging, maar omtrent eene zaakdie plaats vond ten aanschouwe van honderden personenen 29 „evenwel het geval niet geweest. Voor zoo ver men weet, zal de schuldige voor een „Raad van onderzoek getrokken worden. Op aanraden van een generaal zou hij een „brief met verontschuldigingen aan den Landvoogd hebben gericht. Aan een ander „generaal wordt het gezegde toegeschreven, dat, zoo hij zich in de plaats van den „Legerkommandant had bevonden, hij kapitein V. D. onmiddellijk arrest zou hebben „gegeven. De brief met verontschuldigingen moet intusschen weder terug genomen „zijn." Een dag later, den zevenden Mei 1874, dus lang vóór den 13n, leest men in gezegd „Dagblad": „Wij laten hier de bepalingen van het Koninklijk besluit van 24 November 1859 „No. 69 (Indisch Staatsblad 1860, No. 26) volgen, waarnaar in de zaak van den ka- „pitein TD. gehandeld moet worden," Volgen de artikels 30 3, 32, 33, 34, 37, 39 1, 2 en 3, 40 en 42 van de „Re geling van de bevorderinghet ontslag en het op nonactiviteit stellen van de Earopesche officieren der in Nederlandsch-Indië aanwezige landmagt", alle betrekking liebbendo op de Raden van onderzoek. Toch zegt de Heer P., dat men eerst na den 12n op de gedachte kwam, den Heer 1 D. voor een Raad van onderzoek te doen verschijnen. Nog iets: Op dezelfde bladz. 573 verhaalt de Heer P., dat de toenmalige Chef (lees: SWs-chef) van den generalen staf hem - op Maandag den sierden Mei (zie bladz. 571)-toen zij tegen twee uur samen het stafgebouw verlieten, herinnerde, „dat Van Daalen geen dienst meer deed en dus geen inzage van archieven meer mocht hebben." En waarom deed T'. D. geen dienst meer? Omdat Z. E. de Commandant van het Leger, op Zaturdag den 2n Mei, aan den Sous-chef van den generalen staf schrifte lijk had medegedeeld, dat de kapitein voor eenen raad van onderzoek zou verschijnen en, in verband daarmede (evenals ieder ander officier, die voor een raad van onder- zoek is geroepen), zijn dienst moest staken. Reeds den zevenden Mei kon men dan ook van eenigo officieren vernemen, dat zij aangewezen waren voor de hoogst onaangename taak om in dien raad zitting te nemen. Reeds toen besprak men onder het officierspersoneel te Weltevreden de waarschijnlijk heid, dat zooals dan later ook gebleken is eene juiste veronderstelling te zijn geweest - de kapitein V. I). zou gebruik maken van zijn recht, om een paar benoemde leden (men noemde de namen) te wraken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 450