441
dat eenigen tijd vroeger door hem was ontvangen, gaven aanleiding, dat
bedoelde kapitein, in het Batcwiasch Handelsblad van October 1871, dus
lang vóór de M£/e/t-expeditie, het volgende schreef: (1) „Bij het over-
„waaijen van een los gerucht daarentegen, dat het den Minister van
„Koloniën in het hoofd zou kunnen komen, om bij tijd en gelegenheid
„eene poging aan te wenden tot het verminderen der tractementen of der
gelijke onwaarheid, handelt men geheel verschillend. Enkele perso
den, al gebeurde dit van hunne zijde ter goeder trouw, werken dan
„mede tot het behendig afspinnen van eene in Nederland op touw
„gezette intrigue en weten dan alles in de weer te brengen. Met
„verzaking van alle beginselen van ware discipline, onzes inziens,
„worden dan vergaderingen gehouden en eene denkbeeldige grief geeft
„aanleiding tot het vragen van waarborgen, op welke men het geheel
„onnoodig achtte aan te dringen toen men zag, dat kameraden (met
„verkrachting der bestaande reglementen en bepalingen) werden ver
ongelijkt en uit het leger gedrongen.
„Zoo handelende geeft men een nieuw bewijs voor de waarheid
„van 't geen wel eens beweerd is, dat er maar twee middelen zijn
„om ons, Hollanders, in vuur te brengen: geld en godsdiensttwisten.
„Eu dat wij, wat aangaat het eerste, onder de tropische zon nog niet
„verbasterd zijn, wordt, naar onze meening, ten volle bewezen door
„de anti-militaire meetings der Heeren Officieren, indruischende te-
„gen hetgeen de militaire hiërarchie vordert."
Waarom brengt de Heer P. het ridderkruis, dat de borst van den
Heer V. D. versiert, in verband met de in 1868 gehoudene meetings?
Dat wil toch niet zeggen, dat die onderscheiding V. 1). ten deel
viel voor zijne bemoeiingen te dier zake? Is het hem onbekend,
dat het reeds in 1870 de aandacht trok, dat den voornaamsten van
hen, die zich aan het hoofd der beweging stelden, de Nederlandschc
Leeuw ten doel viel? Heeft hij het 2dc deel van „Onze Indische
Financien" van den oud-Minister De Waal niet gelezen, zoodat het hem
onbekend is, dat deze, sprekende over een tiental Indische officieren,
onder zijn bestuur op één dag tot ridder dier orde benoemd, daarbij
voegt: „Verre van hierop te bogen, denk ik aan sommige te
(1) Zie Nieuwe militaire Spectator 1875, bladz, 853, waar het stuk is overgenomen.