455 Generaal Van Lansbergegedagteekend Carlsruhe den I'D™ Octo ber 1881 en behelzende de geschiedenis van het „incident Der Kin derenen ten slotte eene nadere aanduiding der stukken, die vóór het vertrek van den Heer Der Kinderen naar Atjeh aan den Gou verneur-Generaal bekend waren geworden, en die deels door den procureur-generaal aan hem medegedeeld, deels door den Landvoogd rechtstreeks ontvangen waren. Men ziet dus in hoever de Minister aan de verwachtingen heeft voldaan, hij kwam niet op tegen de juistheid der opvatting van generaal T an der Heijden„dat de Minister hem onder verdenking gebracht heeft van daden, die hem diep in de achting van eiken weidenkenden burger moesten doen dalen," noch beijverde hij zich om den indruk, dien zijne woorden blijkbaar gemaakt hadden, te verzachten. Integendeel, hij deel de in die Nota nieuwe feiten voor zoover ze dien naam verdienen mede, om te trachten daardoor de volkomen ongeschiktheid van den Ge neraal voor de betrekking van gouverneur van Atjeh aan te toonenhij handhaafde al wat vroeger door hem gezegd was, en eindigde met den wensch, dat de adressant alleen als veldheer in het aandenken van het dankbaie Nederlandsche volk zou voortleven. Man de weerlegging van 's Generaals beweringen en beschuldigingen maakte de Minister zich eenvoudig af met te zeggen: „de Kamer zal evenmin van mij ver langen, dat ik den generaal volge op het terrein van verdachtma king van bedoelingen en van persoonlijke beschouwingen." Alzooniet hij en zijn vriend, mr. Van Lansbergepleegden ver- dachtmakende handelingen; wel neen, 't is de generaal Van der Heijden. De tochten in de XXII en XXYI Moekims waren ter nauwer- nood geëindigd, de troepen pas met roem bekroond in hunne kam pementen teruggekeerd en der Regeering de onderwerping der Hoofden en bevolking medegedeeld, of deze, vertegenwoordigd door Gouverneur- Generaal en Minister van Koloniën, deed den eersten stap op den weg, die geleid heeft tot ontstemming, om niet te zeggen demoralisatie, van ons Atjeh-leger en tot den treurigen toestand, waarin het gewest Atjeh en Onderhoorigheden thans verkeert. De Minister zelf verklaart in zijne Nota van Inlichtingen, dat het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 468