456 Opperbestuur reeds in October 1879 den Gouverneur-Generaal te kennen bad gegeven, „dat bet aan hem werd overgelaten om, wanneer hij dit geraden zou oordeelen, het burgerlijk beleid in Atjeli op te dragen aan een civiel gouverneur, onder zoodanige voorwaarden, als hij zou noodig achten." Hierdoor kreeg dus de Gouverneur-Generaal vrij spel, maar moest hij tegelijkertijd alle verantwoordelijkheid op zich nemen, ingeval de uitkomsten de verwachtingen bedrogen. Zijne Excellentie schijnt er voor teruggedeinsd, om die verantwoordelijkheid alleen te dragen en haakte er toch naar, 0111 vóór het einde van Hare regeering een burgerlijk hoofdambtenaar met het civiel bestuui over het pas verwonnen gewest te belasten. Het was dus nu de quaestie voor den Gouverneur-Generaal, om zijnen wensch vervuld te zien, zonder daarbij de verantwoordelijkheid op zich te nemen. Yoorwaar, eene moeilijke taak. Mr. Van Lansberge echter behoefde niet lang te peinsen; zijn diplo matieke blik liet hem hierbij niet in den steekspoedig lag de te volgen weg duidelijk afgebakend vóór hem. Hij, die voor hem de verantwoordelijkheid moest op zich ne men, was de gouverneur van Afjeh, de generaal Van deiHeijden, zelf. Met zoetsappige, schoonschijnende woorden moest de Generaal overgehaald worden, zijn ontslag te vragen of wel met verlof naar Europa te gaan. De Gouverneur-Generaal zou alsdan gedwon gen zijn, een nieuwen gouverneur te benoemen, en t sprak dan van zelf, dat hij voor die betrekking dengene zou kiezen, welke hem het geschikst voorkwam. Wie zou dan den Gouverneur-Generaal verdenken, wan neer hij den Heer Prüijs van der Hoevendie toch in 't Palembangsche reeds de riddersporen als civiel bestuurder verdiend had, als civiel gouverneur naar Atjeli zond Generaal T an der Heijden zou zekei den strik niet zien, die hem gespannen werd. Den 3'!<'i» December 1879 richtte de Gouverneur-Generaal een officieele depêche aan den Minister van Koloniën, behelzende voor dracht tot benoeming van den generaal-majoor Van der Heijden tot Luitenant-Generaal. Eenige zinsneden uit die depeche haalde de Mi nister aan in zijne Hota van Inlichtingen, om tot bewijs te dienen, hoe en in welke mate de Gouverneur-Generaal de militaire ver diensten van den generaal V. d. H. waardeerde en welwillend

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 469