459 geschikt, zeide de Minister in zijne Nota, om langer aan het hoofd te blijven van het gewest Atjeh en Onder hoor ig heden, zoodra daar de hand moest worden geslagen aan de inrichting van een op behoor lijke grondslagen steunend burgerlijk bestuur, waartoe den Landvoogd de tijd gekomen scheen, nu de jongstverloopen maanden geleerd had den, dat werkelijk aan het eigenlijke oorlogvoeren voor goed een einde was gekomen. De al of niet-geschiktheid van den Ge neraal voor civiel gouverneur van Atjeh laten we buiten beschouwing doch we wenschen wel na te gaan, of de gronden, waarop de Minister de overtuiging des Landvoogds laat steunen den toets der waarheid en der billijkheid kunnen doorstaan. Hiertoe laten we het Verslag der Commissie van Rapporteurs omtrent dit punt volgen. (1) Zekerlijk is het oordeel dier commissie niet in scherpe, doch in hoogst fatsoenlijke bewoordingen vervat. Zij was echter zeer meegaande, waar zij de praktijken van den Minister moest critiseeren en toelichten. 6. Beztvaren tegen Gen. v. d. Heijden als civiel bestuurder. De Commissie, na alzoo de houding door den Minister van Koloniën op 18 November aangenomen, te hebben onderzocht, wenscht nu nog twee pun ten te bespreken, welke niet geheel met stilzwijgen mogen worden voor bijgegaan. De Minister dit is het eerste punt -den inhoud zijner rede van 18 November nagenoeg onbesproken latende, heeft het verkieslijker geacht nieuwe feiten aan te voeren, ten hetooge niet alleen dat de Gouverneur- Generaal goede redenen had om den generaal van grof wanbestuur te verdenken, maar ook dat de generaal ongeschikt was tot het uitoefenen van het civiel bestuur. De Commissie wenscht aan de bespreking van die feiten de opmerking te doen voorafgaan, dat zij niet dan noode den Minister volgt, waar hij het betoog betreffende des adressants onbekwaamheid poogt te leveren, omdat het oordeel over de bekwaamheid en geschiktheid van hare amb tenaren uitsluitend der Regeering toekomt, en de Kamer builen staat is daarover ooit een grondig oordeel te vellen. Nu de Regeering evenwel, tot verdediging harer gedragslijn eenige feiten ter sprake gebracht heeft, moet de Commissie de beteekenis ook dier feiten nagaan. Herhaaldelijkzoo leest men in de Nota van Inlichtingen, liad reeds de Landvoogd den gouverneur moeien terechtwijzen wegens handelingen (1) Maileditie der Nieuwe Botterdamsche Courant; 19 Augustus 1882, N° 46;bladu, 1291 en 1292.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 472