461 Hetgeen de adressant dienaangaande uit officieele bescheiden aanteekent in zijne Memorie, is zeer merkwaardig, omdat daaruit blijkt 1°. dat de generaal, dezen maatregel nemende, te voren er op gewezen was, dat dit zijne afzetting kon ten gevolge hebben, en hij desondanks om zijn zoo welgeslaagden tocht naar de XXVI Móekims te kunnen volbrengen, dien maatregel nam; 2°. dat de Gouverneur-Generaal zijne goedkeuring er ten slotte aan gehecht heeft3°. dat de gouverneur der Straits Settlements, voor wiens tegenstand de Gouverneur-Generaal beducht schijnt te zijn geweest, dien maatregel ondersteund heeft; en 4°. dat die zoo belemme rende en slechts zeer tijdelijk ingevoerde maatregel, blijkens de Memorie van Antwoord op de begrooting van Nederlandscli-Indië, op 2 November 1881 nog niet was ingetrokken. In het Koloniaal Verslag van 1880, blz. 5, wordt van den maatregel en van de instandhouding er van als van een nuttigen waarborg tegen den invoer van oorlogsbehoeften gesproken. Moeielijk verklaarbaar schijnt het derhalve, hoe het nemen van dien goedgekeurden maatregel als een bewijs van adressants ongeschiktheid kan worden aangevoerd. ^Verder zag de Gouverneur-Generaal zich genoodzaakt, den Gouverneur eene terechtwijzing te doen toekomen November 1879), 'wegens eene door dezen ■uitgevaardigde proclamatiewaarlij aan de nog niet onderworpen hoofden een termijn van eene maand werd gesteld om naar Kotta-Radja op te komenmet bedreiging dat zij anders van hunne ambten en waar digheden zouden vervallen zijn enz" Ook dit punt kan de Commissie bij gebrek aan gegevens niet beoor- deelen. Uit het meegedeelde blijkt dat er, althans op dit oogenblik, verschil van gevoelen bestond tusschen den Gouverneur-Generaal en den generaal Van der Heyden over de vraag of al dan niet met kracht ge handeld moest worden. De Commissie meent echter dat billijkheidshal ve hierbij moet worden opgemerkt, dat de generaal don „merkwaardigen" tocht naar Selimoen heeft ondernomen in strijd met de meening van den Gouverneur-Generaal, hetgeen dezen niet belet heeft aan den generaal te schrijven: „Schoon ik, zooals U weet, oorspronkelijk niet ingenomen was met den tocht naar Selimoen, moet ik, na de door (van) U ontvangen inlichtingen bekennen, dat daartoe alle aanleiding bestond, en doet het mij genoegen dat door U zoo voortvarend en krachtig gehandeld is, zoo geheel overeenkomstig mijne denkbeelden en de U door mij gegeven instruction. Ontvang daarvoor mijnen dank." Voorts dat de Gouverneur- Generaal eenmaal den generaal heeft opgedragen een krijgstocht naar Ke- mala te ondernemen, doch zich bij het advies van den generaal, om dien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 474