464
te zwaar valt, dat ik nog niet naar rust haak, en ik geloof te mogen
beweren, dat de gang van zaken op Atjch blijft getuigen van mijne
onverminderde geestkracht en werkzaamheid. Ook in mijne militaire
charge bij het Leger acht ik mij nog in alle opzichten bekwaam, zoodat
ik ook in dat opzicht geen aanleiding kan vinden terug te treden.
Maar zoo Uwe Excellentie reeds zoo weinige maanden nadat ik der
Regeering het ten onder brengen van geheel Groot-Atjeh kon berichten,
van oordeel is, dat de bevestiging van den toestand van rust en de orga
nisatie van het bestuur van Atjeh niet aan mij kan toevertrouwd blijven,
indien Uwe Excellentie heeft besloten dat ik moet heengaan, en daarom
al 's Konings machtiging is ingeroepen, mij blijft slechts over te ge
hoorzamen.
Uwe Excellentie verschoone mij echter van een verzoek van mijne zijde
om een ontslag te bekomen, dat niet strookt met mijne wenschen, dat
niet door mij begeerd wordt. Ik houd mij trouwens overtuigd dat, wan
neer de Regeering gunstig beschikt op de voorstellen, die Uwe Excellentie
mij verklaart te hebben ingediend en die ongetwijfeld ook de strekking
hebben, mij en mijn gezin een onbekommerd bestaan te verzekeren, een
niet door mij gewenscht ontslag, ook zonder een verzoek van mij, zoodanig
zal kunnen worden geformuleerd als voegzaam is jegens een dienaar, die
door een einde te maken aan den langdurigen, kostbaren oorlog, zijne
Majesteit den Koning en het Land diensten heeft bewezen, zoo gewichtig
als slechts hoogst zelden aan landsdienaren vergund is te bewijzen.
Met gevoelens van hoogachting en onderscheiding,
Uwer Excellentie"1 s meest gehoorzame dienaar
{get.) K. van dek Heijden.
De Generaal viel dus niet in den hem gespannen strik; verklaarde
daarentegen dat, wanneer de Regeering hem niet van zijn post terugriep,
hij zich krachtig genoeg gevoelde om nog langen tijd de lasten, aan
de betrekking van gouverneur van Atjeli verbonden, te torschen.
Reeds nu kon de Gouverneur-Generaal gevoelen, dat de Generaal den
bij diens benoeming tot Luitenant-Generaal gegeven'wenk om heen
te gaan, niet zou behartigen, noch daaraan voldoen. Alle hoop, om
van den Generaal medewerking te erlangen, was dus voor goed den
bodem ingeslagen.