465 We gelooven dan ook, dat er van af dit oogenblik verkoeling begon te ontstaan tusschen den Gouverneur-Generaal en den Generaal. Immers niet de generaal Van der Heijdendoch wel in dezen de Opperofficier was liet, die den G. G. in den weg stond en die moest wijken, alvorens een burgerlijk hoofdambtenaar als civiel bestuurder in Atjeh kon optreden. Hu echter die opperofficier niet aan 's Landvoogds duidelijk uitgedrukten wensch wilde voldoen, doch onbewimpeld te ken- gaf, dat Z. E. niet op zijne medewerking behoefde te rekenen, wanneer de Regeering reeds in 't voorjaar van 1880 het burgerlijk beleid in Ai jeh aan een hoofdambtenaar wenschte op te dragen, nu was 't in dezen opperofficier de persoon van generaal Van der Heijdendie 's Landvoogds wrok gaande maakte. In het verslag der Commissie van Rapporteurs van den 3den December 1879, naar aanleiding van het afdeelingsonderzoek van de wetsontwerpen tot bekrachtiging van credieten, door den Gouverneur- Generaal van Nederlandsch-Indië geopend boven de Indische, begrootin gen voor 1877, 1878 en 1879, lezen wij o. a. het volgende(Bijlage YIIT. der Memorie). „In eene afdeeling werd de vraag gedaan, of liet gerucht betrekkelijk de aanstelling van een civiel Gouverneur in Atjeh waarheid bevat, en zoo ja, moet die aanstelling niet praematuur geacht worden, en zou het niet wenschelijk wezen het regeeringsbeleid aldaar nog gedurende eenigen tijd aan den Generaal Yan der Heijden toe te vertrouwen. Meermalen toch is het reeds gebeurd, dat bij tijdelijk gunstiger omstandigheden aldaar, aanzienlijke detachementen militairen naar Batavia teruggezonden werden, wier aanwezigheid op het oorlogstooneel kort daarna weder nood zakelijk werd geacht. Men hoopte daarom in die afdeeling, dat de Regeering zich niet door eene gunstiger wending van zaken in Atjeh tot onvoorzichtigheid zou laten verleiden. Andere leden echter keurden die benoeming goed, en zagen daarin juist eene bevestiging van de belangrijke voordeelen, door onze troepen in den laatsten tijd ter Noordkust van Sumatra behaald." Den 6den December d. a. v., dus drie dageu later, vertrok de Heer Pruijs van der Hoevenna een verblijf in Europa van slechts zes a zeven maanden, per stoomer Prins Hendrik" naar Indië. Reeds in Neder land en ook op zijne terugreis, tegenover zijne medepassagiers, liet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 478