466 de Heer Pruijs van der Hoeven zich onbewimpeld uit, dat hij bin nen korten tijd gouverneur van Atjeh dacht te zijn. Ja zelfs reeds in 't begin van 1878 verspreidde zich te Atjeh het gerucht, dat de Heer Pr. v. d. tot gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden zou worden benoemd. Bij Koninklijk besluit van den ll,len Januari 1880 werd de Gene- raal-majoor K. van der Heijden benoemd tot Luitenant-Generaal, met verzekering van het aan dien rang verbonden pensioen, ook al mocht hij minder dan twee jaren daarin gediend hebben. Den 14dcn Januari 1880 bood de Gouverneur-Generaal den Generaal per brief zijne gelukwenschen aan met deze bevordering. De generaal Van der Heijden zegt over dezen brief in zijne Me morie het volgende: „Terwijl die briefvan 17 December reeds tegen 25 December d. a. v. den Gouverneur-Generaal moet hebben bereikt, volgde daarop eerst een schrijven van ZExc. van 14 Januari 1880, als gelukwensch met mijne bevordering tot Luit.-Generaal, wederom mot sclioone voorspiegelingen, verzekeringen van welwillendheid en waardeering, en eene soort van verontschuldiging over de zending van een civiel commissaris. Van mijne weigering om het verzoek tot ontslag te doen, toen echter nog geen woord, Nu de Generaal dan ook geweigerd had het verzoek om ontslag te doen, was na die bevordering tot Luitenant-Generaal de quaestie nog moeilijker geworden; wijl die benoeming niet alleen tot beloo ning voor de uitstekende diensten, bewezen in de betrekking van mi litair bevelhebber, doch tevens in die van civiel gouverneur geschied was. Bovendien was de Heer Pruijs van der Hoeven te Batavia aangekomen. „Terwijl de Gouverneur-Generaal" aldus de Minister in zijne Nota van Inlichtingen „naar aanleiding van die weigering overwoog wat hem nu „verder te doen stond, ontving hij een vertrouwelijk schrijven van den „Minister van Koloniën, waarin gewaarschuwd werd tegen eene wijziging „in de bestaande regeling omtrent de gezagsoefening in Atjehzoolang

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 479