470
Immers daar lezen we:
„Deze omstandigheid, gevoegd bij de overweging, dat bij het ontwerpen
eener definitieve bestuursregeling op Atjeh de voorlichting niet mocht
ontbreken van een der hoofdambtenaren, die eene langdurige ondervinding-
van het binnenlandsch bestuur en eene groote kennis van Sumatrascho
toestanden hebben, zooals b. v. de heeren NetscherCcinne of Pruijs van
der Hoeven gaf aanleiding tot eene intieme gedachtenwisseling tusschen
den Minister en mij, waarvan het gevolg was de machtiging om bij Uw
eventueel aftreden een civiel commissaris"— of een civiel gouverneur (Vide
verslag Kamerzitting van 20 April 1880) „naar Afjeh te zenden, welke
machtiging op initiatief van den Minister door den Koning is gegeven."
Van 's Gouverneur-Generaals plan om geene beslissing te nemen
bij eene verandering van bestuur in Atjeh, zonder dienaangaande met
den Generaal vooraf in overleg te treden, is later niet veel gebleken. De
Generaal toch ontving den 14den Maart 1881 bij telegram mededeeling,
dat het civiel bestuur te Atjeh ingevoerd en hij dientengevolge ontheven
was van het ambt van Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden.
Bij Gouv. besluit van 30 Januari 1880 werden de Luitenant-Ge
neraal K. van der Heijden en de Hoofdambtenaar A. Pruijs van
der Hoeven benoemd tot Gouvernements-Commissarissen voor de or
ganisatie van het gewest Atjeh en Onder hoor iglieden, met opdracht
om in gezamenlijk overleg alles te beramen en voor te stellen wat
noodig was, om, zoo spoedig mogelijk, (1) te kunnen komen tot eene af
doende organisatie van dat gewest.
Dit besluit werd genomen, omdat de Gouverneur-Generaal, altijd
volgens den Minister, in de tweede helft van Januari begreep dat, al
werd reeds dadelijk een civiel hoofdambtenaar, hetzij als gouverne-
ments-commissaris, hetzij als gouverneur met de leiding der zaken
belast, deze toch zou moeten beginnen met eene behoorlijke organi
satie van het bestuur in Atjeh te ontwerpen, welke arbeid zeer wel
verricht kon worden, terwijl de Generaal zijn post bleef bekleeden,,
en zelfs het best zou kunnen worden verricht, wanneer hij daar-
De dubbele onderstreping is van ons.
(1) Hier blijkt dus duidelijk het streven van den Landvoogd, om zoodra mogelijk
het civiel bestuur in te voeren.
jn de Nota van Inlichtingen zijn deze woorden door den Minister onderschrapt.