473
„militair officier, aan wien het militair en civiel gezag niet alleen kon
„worden toevertrouwd, maar die ook volgens de inzichten der Regeering
„zou weten te handelen, dat het dan 't best zou zijn, Atjeh ten minste
„in de eerste jaren door een geheel militair persoon te doen besturen.
„In geen geval meende hij echter, dat de Gouverneur in den
„Militairen Commandant behoorde op te gaaneene vrees, die naar
„mijn gevoelen (en zooals ik den Minister reeds in een brief' van den lOn
„Juni 1880 had ontvouwd) door niets gewettigd was."
Den 30sten Augustus kwamen beide gouvernements-commissaris-
sen te Batavia aan en den 11 den September d. a. v. werd eene
buitengewone vergadering van den Raad van Indië belegd, om hen
in de gelegenheid te stellen, hunne ingediende voorstellen mondeling
nader toe te lichten.
Aan deze vergadering, voorgezeten door den Gouverneur-Generaal,
namen, behalve de gewone leden van den Raad en de beide gou-
vernements-commissarissen, ook deel de Commandanten van Leger
en Yloot en de Directeuren van Financiën en Binnenlandsch Bestuur.
Bij den aanvang der zitting verklaarde de Landvoogd aldus de
Minister in zijne Nota dat hij de vraag of het burgerlijk en het
militair gezag in Atjeli al dan niet in ééne hand vereenigd moesten
blijven, niet wenschte behandeld te zien, omdat dit eene quaestie van
uitvoering was, waarover de Regeering zich de beslissing geheel
moest voorbehouden.
'NV anneer het waar is, gelijk de Minister eenige regels verder
zegt, dat de Landvoogd den generaal Van der Heijden tijdens diens
verblijf te Batavia „zonder omwegen op de vervanging van het militaire
door het civiele bestuur voorbereid heeftwaarom heeft hij dan ook
niet, in stede van het belangrijkste punt te écarteereu, zonder om
wegen in deze vergadering verklaard, welke beslissing hij reeds
genomen had.
Eenstemmigzegt de Minister verder, was men in de vergade
ring van gevoelendat de tijd was aangebroken voor eene normale
organisatieRadat de Gouverneur-Generaal heul betoogdhoe de
militaire magt in zooverre hare taak volbragt had, dat in elk geval
het krijgswezen niet meer gelijk vroeger uitsluitend op den voorgrond
zou behoeven te tredenantwoordde de luitenant-generaal van der