476
de organisatie van het inlandsch bestuur, het rechtswezen en de po
litie had ingediend, een burgerlijk hoofdambtenaar tot gouverneur van
A. en O. zou benoemd worden, dan had Z. E. in zijne missive van
11 Maart 1881, waarbij hij den Generaal zijn ontslag aankondigde,
zich niet behoeven te verschuilen achter 's Konings machtiging van
25 October 1879 en niet zijne verontschuldiging behoeven aan te
bieden voor den genomen maatregel (1). Z. E. scheen toch wel te
begrijpen, dat den Generaal zijn ontslag onverwachts op het lijf viel.
Hoe dit nu te rijmen met de bovenaangehaalde woorden van den
Minister
(1) Kabinet.
Letter N. Buitenzorgden 11 Maart 1881.
In de door Uwe Excellentie bijgewoonde vergadering van den Raad van Reder-
landscli-Indië van 12 September j. 1. werd met eenparige stemmen als vaststaande
aangenomen, dat de tijd gekomen was, om op Atjeli eene normale bestuursinrichting
in te voeren, maar meende ik de vraag of het civiele en militaire gezag in ééne
band zouden blijven, buiten behandeling te moeten houden, mij voorbehoudende, dien
aangaande later eene beslissing te nemen.
Ik was toch van gevoelen, dat zulks eerst aan de orde moest komen als de Regee
ring in staat zou zijn, de in beginsel noodig geachte organisatie op volledige wijze
vast te stellen en in toepassing te brengen.
Deze voorwaarde thans vervuld zijnde door de uitgewerkte voorstellen, door den
lieer Mr. der Kinderen ingediend, en de door Uwe Excellentie nader verstrekte in
lichtingen, een en ander ter aanvulling der vroeger door Uwe Excellentie en den
heer Pruijs van der Hoeven, als Regeeringscommissarissen gedane, docli onvoldoend
geachte voorstellen, heb ik gemeend eene beslissing niet langer te mogen uitstellen.
Hoedanig die beslissing is uitgevallen werd Uwe Excellentie reeds bij telegram van
11 dezer medegedeeld,' en zal U nader, uit het voor U bestemde, hierbijgaande
extract van mijn besluit van dien dag, blijken.
Dat zij niet anders kon uitvallen zal Uwe Excellentie gereedelijk begrijpen, indien
Zij in aanmerking neemt: le dat hierdoor gevolg gegeven wordt aan eene machtiging
des Konings2e dat het door mij voorgeschreven en door Uwe Excellentie met zoo
veel energie uitgevoerde stelsel van krachtig doorzetten van den oorlog-
tot doel had, in tegenstelling van het van zoovele kanten aangeprezen stelsel
van afwachten, dat mijns inziens dreigde voor onbepaalden tijd een sle-
penden oorlogstoestand te bestendigen, om op eenmaal de kracht van den
vijand te breken, zijne hulpmiddelen te vernietigen en door zijne totale onderwerping
Moet zijn 11 September,