478 hem door den Landvoogd eene hoogst geheime boodschap aan den Gouverneur van Atjeh opgedragen. Bij den G. G. varen namelijk, zoo leest men in dien brief, een stapel stukken, vol van klachten tegen den Generaal, binnengekomen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschenkomst van Procureur-Generaal of Directeur van Justitie. Een gerechtelijk onderzoek zou moeten ingesteld worden en 't was dan niet onmogelijk, dat de Generaal, als getuige opgeroepen, de bank der beschuldigden zou moeten innemen. Om nu schandaal te vermijden, dat aan het prestige van ons gezag nadeel zou doen, achtte de Landvoogd het wenschelijk, dat de Gene raal aftrad, of wel buitenlandsch verlof vroeg. Tehuis gekomen, verzocht de Heer Der Kinderendie opdracht op schrift te mogen ontvangen. In een particulier (zeggeparticulier) schrijven voldeed Z. E. zeer categorisch aan dat verzoek. Den llden November d. a. v. vertrok mr. Der Kinderen naar Atjeh, alwaar hij den 21sten aankwam. Zoodra mogelijk kweet hij zich van de hem opgedragen taak, het overbrengen dier hoogst geheime bood schap. De Generaal zegt hierover in zijne Memorie: „Reeds den dag na aankomst kwam de Heer Der Kinderen bij mij met het verzoek mij alleen te spreken. Hieraan gevolg gevende begon de Heer d. K. ongeveer aldus: vIk heb voor U tot mijn leedivezen van den Gouverneur-Generaal eene zeer onaangename opdracht gekregenZ. E. heeft n. I. met mij besproken dat talrijke aanklachten bij Z. E. waren ingekomenivegens het plegen van onwettige en willekeurige daden, waaronder er zijn, die vallen onder het bereik der Strafwet. vOm mij te dekkenheb ik Z. E. later verzochtdit mondeling met Haar gevoerd gesprek schriftelijk te herhalen, waaraan voldaan is „Mr. d. K. had inmiddels het briefje van den Gouv.-Generaal Van Lansberge ontvouwd en vervolgde: Z. E. vermeent, dat een onderzoek door rechier-commissarisen groole opspraak zon verwekkenwaarom Z. E. er op aandrong, dat gij binnen 14 dagen na de aanzegging een verlof wegens ziekte naar Europa zoiult vragen. Z. E. zou dan nog in staat zijn een rechterlijke vervolging te beletten, die anders toch Uwe tijdelijke verwijdering van Atjeh ten gevolge zoude hebben." „Onder tal van hoogst vleiende lofspraken over de eer en den roem,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 491