4S4 non-activiteit gesteldniettegenstaande liet besluit van 17 Maart 1881, No. 22, uitdrukkelijk bepaalde, dat de bij besluit van 11 Maart te voren vastgestelde organisatie van het bestuur in Atjeh en Onderhoorig- Jieden in werking zou treden van en met den dag, waarop de Luitenant- Geueraal Van der Heijden het burgerlijk bestuur van dat gewest zou hebben overgegeven. „Die laatste officieele daad door den Gouv.-Gen. v. L. ten mijnen „opzichte gepleegd", zegt generaal Van der Heijden in zijne Me morie, slechts negen dagen voordat Z. E. de landvoogdij moest „overgeven, drukte als 't ware'de vrees uit, dat zijn opvolger dat „niet spoedig genoeg zou doen, als dit ten minste het gevolg moest „zijn van mijne buitengewone bevordering tot Luitenant-Generaal (11 „Januari 1880). „Ook die daad moge men willen beschouwen als een bewijs van oprechte genegenheid en belangstelling in mijn persoon, door velen „werd zij aangemerkt als eene daad, den Stedehouder des Ivonings „onwaardig." Ten slotte nog een énkel woord over de vraag, op grond van welke stukken de Gouverneur-Generaal aan mr. Der Kinderen die geheime boodschap opdroegstukken, waarvan de Minister gebruikmaakte, om daghelder aan te toonen, dat geen onedele drijfveer, maar bezorgd heid voor het algemeen belang den Gouverneur-Generaal in Novem ber 1880 deed verlangen naar het vertrek van generaal Van der Heijden uit Atjeh, en tevens dat de Gouverneur-Generaal in plichts betrachting niet te kort geschoten was. Op een stapel stukhen, vol van klachten, wees de Landvoogd den Heer Der Kinderen bij hunne samenkomst op 8 November 1880. Die stapel bleek later te bestaan uit niets meer dan twee brieven van den auditeur-militair te Atjeh., Van Haagen; een request en een particuliere brief (1) van den secretaris van het gouvernement Atjeh (1) In zijne redevoering, gehouden in de zitting van 20 Maart 1882 (Tide No. G van dezen jaargang, bldz. 760), zegt de Minister: «Tot nu toe is liet bij lien, die thans aan de Regering zijn, niet de gewoonte geweest om elkaar van particuliere, aan anderen gerigte brieven mededeeling te doen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 497