490
Welke waarde men moet hechten aan de beschuldigingen, waar
mede de controleur Kenniswiens handelingen door den gouverneur
van Afjeh waren afgekeurd, zich tracht te verdedigen, en eveneens aan
de klachten van den Heer Groeneveldt in diens request van 19 October
en diens particulier schrijven van 24 October 1880, maakt Misopseudes
in zijne brochure „Eerlijke Koloniale Staatslieden duidelijk (1). Op
bladz. 105 en vlg. van dat hoogst belangrijke werk lezen we n. 1.:
Toen velen, bij kennisname der klachten door Kennis en Groeneveldt
ingebracht, zich met mij de vraag stelden, of beide heeren wellicht bij
zondere redenen hadden, tot animositeit tegen den generaal Yan der
Heijden, heb ik ter zake inlichtingen ingewonnen. Deze komen in 't kort
hierop neder. De controleur Kennis had vroeger in het Palembangsche
gediend onder den heer Pruijs van der Hoeven den tegenwoordigen
Gouverneur.
Hij was eerst tijdelijk te Oleh-leh eu Malaboe (Westkust) geplaatst,
en daarna te Kroeng-Kalic in de XXYI Moekims. Zijne standplaats was
eigenlijk Toengkoep, maar de generaal achtte het noodig hem verblijf te
doen houden te Kroeng-Kalie, om beter het oog te kunnen houden op
de Blang-Pandjang en beter in aanraking te kunnen komen met de nog
in verzet zijnde hoofden der XXYI Moekims.
Deze controleur had den generaal (gouverneur) reeds bij zijne eerste
plaatsing redenen tot ontevredenheid gegeven, wegens gemis aan activi
teit, stugheid tegenover de bevolking, en omdat hij vele zaken overliet
aan zijn Inlandschen schrijver, of spion, Amat met naam.
Destijds was te Kroeng-Kalie de hoogste militaire autoriteit de Ma
joor Schmilau, bij wien zich meermalen hoofden en andere inlanders
(1) Toen ons opstel reeds roor liet grootste gedeelte gereed was, ontvingen we
Misopseudes' brochure: „Eerlijke Koloniale Staatslieden." Ka de lezing van dat ge
schrift hebben wc er over gedacht, onzen arbeid niet te voltooien, daar M. toch do
zaak zoo meesterlijk heeft behandeld, dat onze bijdrage geheel overbodig moest wor-
den geacht.
De overweging echter, dat de Memorie van den Luitenant.-Generaal A. vcui cler Heij
den niet in den handel verkrijgbaar is en dat niet ieder der lezers van dit Tijdschrift
in de gelegenheid is, om zoo spoedig, als hij wel zoude wenschen, Misopseudes werk
te bestudeeren, heeft er toe geleid, toch gevolg te geven aan het voornemen, dat wij reeds
vroeger opvatten. (Zie N°. 8 van dezen jaargang, bladz. 207).
Niettemin bevelen wij de lezing van de beide werken ten zeerste allen aan, die tot
nog toe het voorrecht moesten missen, er mede kennis te maken.