492
bepalen tot de rolgende mededeelingen. Behalve gewestelijk secretaris
was de heer Groeneveldt ook vendumeester en kashouder. Hij betoogde
destijds beide laatste functiën onmogelijk met het secretariaat te kunnen
vervullen, en klaagde tevens over te weinig schrijverspersoneel. Omtrent
die nevenbetrekkingen zijn zijne bezwaren bij de Regeering overgebracht,
terwijl hem tot hulp twee militairen als schrijvers werden toegevoegd.
"De heer Groeneveldt was vaak ongesteld of afwezig voor vendutiën
Toen nu de Gouverneur v. d. Heijden eens op het gewestelijk bureau
kwam, vond hij daar niemand dan een militair, hetgeen hem aanleiding-
gaf den Assistent-Resident Schomerus op te dragen, van Java hulp aan
te vragen en eene nieuwe regeling voor schrjjverspersoneel voor te stellen.
Dit schijnt den heer Groeneveldt verbitterd te hebben, daar hij zich zij
delings had uitgelaten, bij den Gouverneur-Generaal zijne klachten te
zullen inbrengen. Daarbij mag niet onvermeld blijven, dat hij in den
laatsten tijd veel omgang had met den auditeur-militair Yan Haagen.
Zijne gemoedsbezwaren, zooals die op roerende wijze worden ontboezemd
in zijn particulier schrijven aan den Opperlandvoogd, maakte de lieer
Groeneveldt den Generaal Yan der Heijden echter niet kenbaar. Maar
wanneer hij klachten inbracht, de vendutiën betreffende, worden die
steeds door den Gouverneur Yan der Heijden onderzocht en afgedaan.
Do verbanningen, waarvan de heer Groeneveldt in duistere bewoordin
gen gewaagt, moeten vermoedelijk doelen op hoofden van de Oostkust,
die betrokken waren in de verwikkelingen met Simpang-Olim, en krach
tens de landsinstellingen die wij moeten eerbiedigen, door de bevoegde
Hoeloebalangs waren gevonnisd.
Dit geschiedde tijdens het aanwezen ter Oostkust van den controleur
De Jong, die daar geplaatst was op last van den Gouverneur-Generaal
Yan Lansberge, en die sedert is overleden, waarom uit kieschlieid daar
over niet verder wordt uitgewijd.
Is Misopseudes nu ten deze juist geïnformeerd, dan mag men zeker
gecn waarde toekennen aan geschriften, waarin onbewezen en door
geen feiten gestaafde beschuldigingen tegen den generaal Van der
Heijden worden ingebracht. De Regeering schijnt zelve weinig geloof
geslagen te hebben aan die beschuldigingen, daar er nooit een onder
zoek is ingesteld en do Minister dan ook niets tot staving er van
wist aan te halen, al was 'tmaar een nog zoo onbeduidend feit.
De Commissie van rapporteurs nam zelfs deze nieuwe verdacht
makingen niet in beschouwing, doch gaf alleen haar leedwezen te