502
poogde de Gouverneur-Generaal, door tusschenkomst van den lieer der
Kinderen, den generaal tot aftreden te bewegen.
De Minister eindigt met de opmerking, dat er vóór het geregtelijk onder
zoek voldoende gegevens waren om de beduchtheid van den Governeur-
Generaal te regtvaardigenen dat ook na het onderzoek genoegzaam
gebleken is, dat er in Atjeh gruwelijke en ongemotiveerde mishandelingen
hebben plaats gehad, en wel tegenover inlandsche veroordeelden die, be
houdens uitzonderingen, lijdzaam en gedwee (13) zijn. Voorts verklaart
hij, dat het hem leed doet bezwarende bescheiden tegen den generaal te
hebben moeten openbaar maken, en dat hij hoopt dat de herinnering aan
des generaals tekortkomingen als gewestelijk bestuurder zal verloren gegaan
zijn, wanneer de herinnering aan den ervaren en verdienstelijken veldheer
nog zal voortleven.
Na dit kort verslag van den inhoud der stukken, wenscht Uwe Commissie
de hoofdpunten waarop het in dezen aankomt aan te wijzen en te be
spreken, alvorens hare conclusie aan het oordeel der Kamer te onderwerpen.
Zij heeft gemeend zoowel de handelwijze van den Gouverneur-Generaal
van Lansberge als het zoogenaamd „incident der Kinderen" buiten
opzettelijke bespreking te mogen laten, en de aandacht der Kamer aller
eerst, en wel in de 15, te moeten bepalen tot de vraag, of de adressant
reden heeft om zich te beklagen over de houding door den Minister van
Koloniën, den' heer van Goltstexn, tegenover hem aangenomen in de zitting-
van den 18den November jlIn de beide laatste zullen dan de overige
hoofdpunten tor sprake komen.
Hoezeer de geheele Commissie zich vereenigd heeft met de conclusie
van dit Verslag, stemmen toch, gelijk wel van zelf spreekt, niet alle leden
steeds met elke beschouwing welke daarin voorkomt in. Dit telkens te
herinneren scheen onnoodig. Enkele malen evenwel heeft de minderheid
het wenschelijk geacht van hare zienswijze uitdrukkelijk te doen blijken.
En wanneer dit niet geschieden kon zonder den zamenhang van het ge
heel te zeer te verbreken, heeft zij hare bedenkingen meegedeeld achter
7, vóór do conclusie. De meerderheid heeft het harerzijds onnoodig
geacht over elk punt, in die bedenkingen voorkomende, hare meening te
zeggente minder, omdat zij meermalen zich niet in staat gevoelde het
eigenlijk onderscheid tusschen haar gevoelen en dat der minderheid te vatten,
I. Houding Minister van Koloniën op 18 November 1881.]
1. Hoedanig is in de zitting van 18 November jl. de houding van
den Minister van Koloniën tegenover den adressant geweest