507
adressant herhaaldelijk als het slagtoffer van intrige en laster is voorge
steld, en dat min of meer direct hooge staatsambtenaren in Indie vrij
onomwonden beschuldigd werden van de hand te hebben gehad in eene
onrogtvaardige, althans minder loyale behandeling van den generaal vax
der Heyden. Indien het nu waar is dat in Atjeh gruwelen gepleegd
zijn, waaraan de bestuurder van Atjeh uit pligtverzuim geen einde ge
maakt heeft; indien het waar is dat de generaal va^ dhr Heyden, in
plaats van onbillijk, integendeel met de meeste verschooning is bejegend,
en indien desniettemin uit partijdigheid of om andere redenen onschuldi-
gen verdacht gemaakt worden, ten einde den schuldige te beschermen,
dan kau, naar het oordeel Uwer Commissie, niet betwist worden, dat de
Minister verpligt was om ter wille van de publieke moraliteit de feiten
in het juiste daglicht te stellen.
De vraag of tot het aannemeu vau een en ander grond bestaat, vindt
hare beantwoording in den verderen inhoud van dit Yerslag.
Het gevoelen van de minderheid der Commissie wordt medegedeeld aan
het einde van dit Yerslag, sub I, bladz. 29.
Eén lid der Commissie, overigens behoorende tot de meerderheid, was
van oordeel, dat de beweringen buiten de Kamer of door enkele leden in
de Kamer gevoerd, voor den Minister geene voldoende redenen hadden
mogen zijn, om den goeden naam van een gewezen hoogen ambtenaar in
gevaar te brengen.
3. Om hot beoogde doel, de handhaving van den goeden naam van
hooge staatsambtenaren, te bereiken, heeft de Minister het noodig geacht,
den inhoud mede te deelen van het verslag, door den procureur-generaal bij
het Hoog Geregtshof van Indie, aan het einde der instructie tegen den
kapitein Kauffjiann, aan den Gouverneur-Generaal uitgebragt. Al is het,
met het oog op het reg't op eer en goeden naam, in het algemeen wei-
ligt zeer bedenkelijk, den inhoud eener strafvervolging wereldkundig te
maken, nadat het gebleken is dat er geen termen tot teregtselling bestaan,
toch wil Uwe Commissie in de gegeven omstandigheden het regt om van
zoodanig stuk gebruik te maken niet betwisten, mits het verslag een
volledig overzigt van die instructie behelze, of althans den indruk, dien
de instructie op een onpartijdigen beoordeelaar maken moet, juist teruggeve.
Het zal derhalve thans de taak Uwer Commissie zijn naauwkeurig na
te gaan, in hoever het door den Minister voorgelezen verslag aan de
gestelde eischen van volledigheid of onpartijdigheid voldoet.
Om de Kamer te beter in staat te stellen tot het zich vormen van een