513 liquette houden, dewijl de zaak niet "voor den krijgsraad heeft gediend en de voorloopige instructie naar hare meening verre is van volledig. Ik gaf aan den heer Kauffmann te kennendat aan zijn verzoek om van een nader onderzoekdoor de justitie in te stellenaf te ziengeen gevolg kon worden gegeven. Daarop begon hij een buitengewoon gemoedelijken toon aan te slaan en beweerde dat hel dan toch hard voor hem wasdat hij, na die zaak van den diefstal zoo mooi tot klaarheid te hebben gebragt, ter zake in moeijelijkheden zoucle geraken. En ivijders dat hij zeer zeker niet de rottanstraf zoo streng zoude hebben toegepast, bijaldien hij daartoe niet gelast ware gewordendat hij dan ook menigmaal met een bloedend hart er bij tegenivoordig ivas geweest dat de rottan werd toegepastmaar dat hij nimmer zijn weldoener zou verraden, al werd hij ook het slagtoffer zijner dankbaarheid. Toonen deze woorden aan de bewustheid dat ten aanzien der dwangar beiders door hem zoodanig is gehandeld, dat die handeling onder het be reik der strafwet zoude kunnen vallen, zij geven ook aan dat zijne be- iveerde edelmoedigheid zich niet zoo ver uitstrekte, dat zij hem verhinder de bij mij zijnen weldoenerdien hij mij zonder den naam te noemen vrij bepaald als den luitenant-generaal van der Heijden aanwees, te beschul digen. De heer Kauffmann ontkent op bladz. 5 en 6 zijner aan deze Kamer ingediende Memorie ten stelligste deze of soortgelijke woorden te hebben gesproken. Uwe Commissie neemt de vrijheid daarheen te verwijzen. Zij kan in dezen moeijelijk een bepaald oordeel uitspreken. Alleen wenscht zij te constateren, dat in de geheele tegen Kauffmann gevoerde instructie, bepaaldelijk ook niet in het verhoor van den verdachte afgenomen dooi den regter-commissaris, eenig spoor te vinden is van schuldbekentenis aan de zijde des heeren Kafffmann, en de heer Kauffmann zich voortdurend op zijne wettelijke bevoegdheid beroepen heeft, zijn beheer in alle opzigten verdedigende. Dat bij die houdin g geen verschuilen achter den generaal van der IIeyden kon te pas komen spreekt van zelf. Ka afloop der in structie had dus de vrees, dat heer Kauffmann den adressant als mede- pligtige zou aanwijzen, zoowel bij den procureur-generaal als hij den Mi nister, gerustelijk kunnen verdwijnen. De minderheid merkt hier op, dat haars inziens van zoodanige vrees, na afloop der instructie, noch bij den procureur-generaal, noch bij den Minister is gebleken, en tevens dat in menig strafgeding de beklaagde bij de openbare teregtstelling een ander stelsel van verdediging voert, dan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 526