516 Getuige verklaart dat de mogelijkheid bestaat dat ten gevolge van twintig rottan- slagen met eenen gewonen rottan en met kracht toegebragtkoudvuur kan ontstaan doch dat dit tot de uitzonderingen behoort. Hij beroept zich daarbij op zijne onder vinding bij het leger opgedaantoen daarbij nog tot vijftig rietslagen als straf konden worden toegepasten dat bij die strafoefeningvoor zoover hem bekendzich nooit koudvuur heeft voorgedaan. „Hij verklaart zich het koudvuur daardoordat er geslagen is met een rottan, welke met touw omwonden en vervolgens in urine gedoopt was, dan wel dat er meer dan twintig slagen zijn toegediend. Hij zegt dan ook dat het t algemeen idéé en de algemeene overtuiging was dat de slagen op de door hem aangegeven ivijze werden toegebragt. Getuige verklaart op de ziekenlijsten in het algemeen aangeteekend te hebbendat de ziekten der dwangarbeiders een gevolg waren van brutaal geweld. „Hij herinnert zich dat de in den aanvang dezes bedoelde Loedjan leed aan koud vuur op de billen, en dat de zweren van buitengewonen omvang waren en gepaard gingen met uitgebreid stofverlies, alsmede dat de vorm van den rottan duidelijk uit de verwonding te herkennen was. „Deze getuige vermeent dat de zweren van Loedjan het gevolg moeten geweest zijn of van menigvuldige slagen bf ten aevolge van een rottan die vooraf bijzonder ge prepareerd was. Getuige verklaart, op de vraag of hij den toestand waarin Loedjan verkeerde bedenkelijk heeft gevonden, dat het koudvuur zich voor een groot gedeelte had afgestooten, en dat op den 23sten Julij de vleesch- heuvelvorming begonnen was. Eenigen tijd daarna herstelde Loedjan volkomen, doch kreeg toen berri-berri, waaraan hij stierf. Of die berri- berri een middellijk gevolg is geweest van zijne ziekte, durft getuige niet met zekerheid te beslissen, aangezien dat niet is uit te maken. Yolgens denzelfden getuige werd Loedjan reeds den 27sten Junij, den laatsten dag waarop hij geslagen is (15), in het hospitaal opgenomen en kwam hij den 29sten Junij onder getuige's behandeling. Twee dagen na de op neming, en nog voordat geneeskundige behandeling had plaats ge ronden, was Loedjan dus reeds herstellende. Dit is, volgens Uwe Commissie, des te opmerkelijker, omdat het ten aanzien van Loedjan vast staat, dat hij binnen het tijdsverloop van ééne week 60 slagen heeft bekomen. Wijders verklaart getuige nog dat eens een lijk van een dwangarbeider in liet hospitaal is gebragtwaaraan hij nog versche ontvellingen heeft geconstateerddie blijkbaar door rietslagen waren ontstaan. Hij heeft daarop nog de aandacht van dr. "Weiss gevestigd „Het is, volgens dien deskundige, niet aannemelijk dat de dood liet gevolg zou geweest zijn van slagen. Nooit ook is een zijner patiënten ten gevolge van toegebragte slagen overleden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 529