Gevraagd of hij Iyauff.man'n' wel eens gesproken heeft over de bejegening, iédciractn de dwangarbeiders onder zijn beheer bloot stonden, qnUooordt getuige: Neen, maar wel over de politioneel gestraften, die in het kettingkwartier waren opgenomen en van daar wegens ziekte berri-berriin de blokzaal werden opgenomen, en wier verblijf in het hospitaal hun niet als straftijd werd aangerekend Volgens verklaring van den heer Kauffmann berustte dit laatste op wettelijke bepalingen. (Zie Memorie Kauffmannblz. 9.) ïsog verhaalt die getuige, dat bij een Afrikaanschen mandoer een onder zijn last in elkaar zakkenden dwangarbeider door zweepslagen beeft zien „opranselen dat aan zijn last om dien man, die blijkbaar ziek was, naar bet hospitaal te brengen niet is voldaan. De beer Kauffmann was daar niet bij, en getuige beeft ook geene klagt bij hem ingediend. De heer Kauffmann zegt daarop, dat hem dit feit onbekend is; dat bet slaan den mandoers ten strengste verboden was (15) en zij zelfs niet met rotans in de hand mogten loopen (Memorie Kauffmanx, bladz. 17). Eindelijk geeft die getuige nog een zeer gunstig getuigenis omtrent de voeding en de behandeling van de dwangarbeiders, wanneer zij hun arbeid verrigtten, en verklaart hij dat de zoo veelvuldig voorkomende berri-berri waarschijnlijk een gevolg is van infectie door stoffen en uit werpselen die ongezien op den aarden vloer werden geworpen en daar schijnbaar verdwenen. (50) „R. A. J. Snetiilage. Deze getuige heeft van het begin van het jaar 1880 tot half July van dat jaar in het dwangarbeiders-hospitaal te Panteh Perak dienst gedaan. vHij verklaart een veertig h vijftigtal dwangarbeiders, die aan Ugchamelijke be- tèedigingen leden ten gevolge van toegebrachte rietslagen te hebben behandeld. De minder heid daarvan had geringe beleedigingen aan de lmid en spieren op de billen, de meer derheid leed aan ernstige verwondingen, de huid was weg en koudvuur ontwikkelde zich daarop. „Getuige verklaart dat het, naar zijne meening, tot de hooge uitzonderingen behoort, dat twintig rottanslagen koudvuur te weeg brengen, en dat het waarschijnlijk is, dat aan zijn patiënten boven het maximum van twintig rottanslagen waren toegediend." Op de vraag of hij wel eens vermoed beeft dat de wonden verwaarloosd werden, antwoordt getuige: ja; meermalen bon ik overtuigd geweest dat de dwangarbeiders die met wonden onder mijne behandeling kwamen geen verscbe verwonding hadden. Men bad in bet bannelingenkwartier een roemah tempo (tijdelijk hospitaal) waar een garnizoensdocter toezigt had. Daarheen bragt men dc minder ernstige zieken. Toch houdt getuige vol dat vermoedelijk meer dan 20 slagen zijn toegebragt, doch of gepraepa- reerde rottans gebezigd zijn, is uit den aard der verwondingen niet op te inaken. (04) 34

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 530