en erkennende dat zij met laatstgemeld feit in strijd is, is van meening dat adressant zicli vergist en deelt ter verklaring daarvan mede, dat vóór de invoering van besluit inderdaad veel moeite in het straffen van den invoer van vuurwapenen en amfioen is ondervonden. Yast staat, dat adressant nimmer verdacht is geworden van voordeel te hebben getrokken van dien maatregel, en dat hij dezen enkel in het belang der verdediging heeft genomen; dat de boeten hoogst waarschijn lijk verschuldigd waren; (vgl. de stukken 410, 411, 413, 411); dat de verbeurdverklaring ook bij het Reglement was voorgeschreven; dat het minimum is opgelegd, beneden hetwelk ook de regter niet gaan kon; en dat van eene andere wijze van verdeeling dan bij gemolde verordening- is voorgeschreven niet blijkt. De onregelmatigheid bestond dus hierin, dat de generaal, met voorbij gang van de regterlijke magt, in het belang der verdediging, aan delin quenten op heeter daad betrapt, het minimum heeft opgelegd van boeten, bedreigd tegen voor 's lands verdediging zeer gevaarlijke misdrijven, welke de adressant vreesde dat de regterlijke magt wegens ontoereikend heid van het wettig bewijs, bezwaar zou maken te straffen. Toen men den generaal wegens knevelarij heeft willen vervolgen, heeft de Raad van Indie in zijn desbetreffend advies onder andoren gezegd: „Het staat dus bij den Raad vast dat de luitenant-generaal van der Heijden zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf als bedoeld in art. 115 Wetboek van Strafvordering voor de Europeanen (knevelarij)." „Wie in Regeringszaken den generaal van der Heijden meer van nabij heeft leeren kennen dan de procureur-generaal kon doen, zal, naar de meening van den Raad, nimmer de conclusien van dien regterlijken hoofdambtenaar kunnen onderschrijven." Het kan eene vraag zijn of de Gouverneur-Generaal bevoegd is om uit een politiek oogpunt eene strafvervolging tegen te houden. Die quaestie komt te pas als het vaststaat dat de wet is overtreden, dat een strafbaar feit is gepleegd. Zij doet zich dus hier niet voor. „Wat de Regering- hier te dogn heeft is niets anders 'dan den procureur-generaal mede te deelen, dat, naar Hare overtuiging, geen strafbaar feit is gepleegd en dat zjj daarom verlangt dat geen strafvervolging worde ingesteld. „De Regering, beter dan de procureur-generaal in de gelegenheid om de handelingen van een landsdienaar te beoordeelen, en, in strijd met den procureur-generaal, tot de conclusie komende, dat een landsdienaar in zijn ambtsverrigtingen ter goeder trouw handelde is verpligt om te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 542