532 - tien heer Riemsdijk 13 reeds uitgebragfc in 1878; dat van nir. Stibbe den 18den November 1880. Den 18den November 1881 waren al deze gegevens op liet Ministerie van Koloniën aanwezig. Ook was reeds den 14den October 1881 het advies van den Raad van Indie, dat in September was aangevraagd, uitgebragt. Drie dagen na den 18den November vereenigde de Regering van Indie zich volkomen met dat advies. Iiad de Minister dan niet met zijne mededeeling, dat de generaal welligt in eene strafvervolging kon worden betrokken, kunnen wachten tot dat hij kennis van dat- advies van den Raad van Indie had bekomen? En indien ook dat niet kon, waarom dan niet zich gehaast in de Nota van Inlichtingen datgene meê te dee- len, wat ten voordeele van den generaal kon strekken; althans den inhoud van het advies van den Raad van Indie en de daarmee overeenkomende beslissing van de Indische Regering? Op al deze vragen moet Uwe Commissie het antwoord schuldig blijven. G. Bezwaren tegen generaal van der Heijden ALS CIVIEL BESTUURDER.] 6. Uwe Commissie, na alzoo de houding door den Minister van Koloniën op 18 November aangenomen, te hebben onderzocht, wenscht in deze en de volgende paragraaph nog twee punten te bespreken, welke niet geheel met stilzwijgen mogen worden voorbijgegaan. De Minister, dit is het eerste punt den inhoud zijner rede van 18 November nagenoeg onbesproken latende, heeft het verkieslijker ge acht nieuwe feiten aan te voeren, ten hetooge niet alleen dat de Gou verneur-Generaal goede redenen had om den generaal van grof wanbe stuur te verdenken, maar ook dat de generaal ongeschikt was tot het uitoefenen van het civiel bestuur. Uwe Commissie wenscht aan de bespreking van die feiten de opmer king te doen voorafgaan, dat zij niet dan noode den Minister volgt, waar liij het betoog betreffende des adressants onbekwaamheid poogt te leveren, omdat het oordeel over de bekwaamheid en geschiktheid van hare ambte naren uitsluitend der Regering toekomt, en de Kamer buiten staat is daarover ooit een grondig oordeel te vellen. Nu de Regering evenwel, tot verdediging harer gedragslijn, eenige feiten ter sprake gebragt heeft, zal Uwe Commissie de beteekenis ook dier feiten moeten nagaan. „Herhaaldelijk, zoo leest men in de Nota van Inlichtingen, had reeds de Landvoogd den gouverneur moeten teregtwijzen wegens handelingen of maatregelen die hem voorkwamen in strijd te zijn met de gedragslijn welke ons bestuur in Atjeh door de omstandigheden werd voorgeschreven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 545