41
hebben echter cle onzekerheid dienaangaande grootendeels wegge
nomen.
De verdeclingen van de tempeerschaal zijn zoodanig aangebracht,
dat de brandtijd van het zundertje gelijk wordt aan den brandtijd
van het vroegere tempeerzundertje van de granaat, op gelijken afstand,
Hieruit, in verband met het feit, dat bij onze veldkanons de opzet-
hoogte voor het granaatkartetsschot steeds overeenkomt met die voor
het granaatschot op 200 pas verderen afstand, blijkt, zegt de Heer
Boefje, dat ook in verband met het grooter worden der invalshoeken
naar gelang van het grooter worden der afstanden, zoowel interval
als springhoogte eenigermate toenemen.
Ten einde tot een juist besef te komen van de waarde van het
hierboven neergestelde, is het noodig, daarbij eenige oogenblikkeu
stil te staan.
Bij ons veldkanon wordt, zooals hierboven reeds is gezegd, voor
een afstand x bij het granaatkartetsschot de opzethoogte gebruikt, dio
voor het granaatschot is bestemd voor den afstand x -|- 200 pas.
Hieruit volgt, dat, bij gelijke schootsverheden, granaat en granaat
kartets geheel verschillende banen hebben, want beide hebben ver
schillende aanvankelijke snelheden en richthoeken.
"Wil men voor beide banen de vergelijking opmaken, dan zalmen
vinden voor de granaat:
Y x tang a (1 0,000 591 x— 0,000 000 1506x2)
Y x tang (1-f 0,0003902x-0,000 0001241 x»)
waarbij in de eerste formule V0 369,6 en in de tweede formule
321 is.
Eene berekening van de vluchttijdcn volgens de bekende formule
tv - x n 4- Ax BxD, waarin do richthoek voor-
stelt, doet. zien, dat de vluchttijden voor de granaat op 1000 en 2000
pas, respectievelijk 2" 21"'.5 en 5" 3"'.5 bedragen.
In het I. B. O. 1874 —75bladzijde 71, vindt men voor dezen vlucht-
tijd op 783 m. of 1044 pas 2",45 of 2"27"' aangegeven.
In het I. B. O. 1866, 67-68 wordt voor den vluchttijd op 2000
pas, op bladzijde 3, aangegeven 6" 16"', maar daarbij behoort een
2 V02 cos2 a v 1
en voor de granaatkartets
u V q COS
Y0 COS CC V 1 1