538 bestuur. Het was juist om deze te ontwerpen dat de heer der Kinderen naar Atjeh was gezonden en de Gouverneur-Generaal kon, toen hij de bekende boodschap aan evengenoemden ambtenaar meegaf, volstrekt niet weten wanneer die voorstellen gereed zouden zijn, noch of ze zouden worden goedgekeurd. Is dit bewijs afdoende? Reeds in October 1879, dus onmiddellijk na het tijdstip waarop de Regering den oorlog met Atjeh als geëindigd beschouwt (Augustus 1879), werd „den Gouverneur-Generaal overgelaten om, wanneer hij dit geraden zou oordeelen, het burgerlijk bestuur in Atjeh op te dragen aan een civiel gouverneur, onder zoodanige voorwaarden als hij zou noodig achten". Daar de Gouverneur-Generaal het beleid van den generaal niet geschikt achtte tot bevordering van het ontstaan van een normalen staat van zaken, noodigde hij reeds den 6den December 1879 den generaal uit zijn ontslag te nemen, onder mededeeling dat „bij eventuele aftreding- een civiele commissaris naar Atjeh zou gezonden worden, belast met voor stellen tot volledige organisatie van het gouvernement van Atjeh en on- derhoorigheden". Terwijl de Gouverneur-Generaal overwoog wat hem na des generaals weigering om ontslag te vragen te doen stond, ontving hij een vertrouwelijk schrijven van den Minister van Koloniën, waarin ge waarschuwd werd tegen eene wijziging in de bestaande regeling omtrent de gezagsoefening in Atjeh, zoolang men er niet volkomen gerust op kon zijn, dat werkelijk de door het succes onzer wapenen verkregen toestand duurzaam zou zijn. Hoewel op dit punt geen vrees koesterende, vond de Gouverneur-Generaal toch geen bezwaar om voorshands den generaal te handhaven, omdat hij te rade was geworden dat, al werd dadelijk een civiel ambtenaar met de leiding der zaken in Atjeh belast, deze toch zou moeten beginnen met eene behoorlijke organisatie van het bestuur in Atjeh te ontwerpen, welke arbeid zeer wel kon verrigt worden wan neer de generaal zijn post bleef bekleeden, en zelfs het best zou kunnen worden verrigt wanneer hij daartoe medewerkte. Nadat de Gouvernements-commissarissen gezamenlijk hunne voorstellen hadden ingediend, en bij brief van den lOden Julij 1880 verklaard had den, dat omtrent de hoofdbeginselen der voorgestelde organisatie tusschen hen geen verschil van gevoelen bestond, en zij hunne taak als afgeloopen beschouwden, sprak den llden September 1880 de Raad van Indie een stemmig als zijn gevoelen uit, dat de tijd voor eene normale organisatie was aangebroken. Voor den 15den September werd de generaal van der Heijden door den Gouverneur-Generaal zoo beweert deze althans

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 551