544 in regten geen wettelijk bewijs uit zou kunnen worden geput, wat trou wens wel evenzeer voor de verklaringen althans van vele der dwangar beiders, die te Atjeh door den inspecteur Stibbe in verhoor werden genomen, gelden zal. Hoewel ook de slotsom van de minderheid Uwer Commissie niet is eene instemming met het rapport van den procureur-generaal, wijkt echter hare zienswijze af van die, na de woorden „om te resumeren", aan het einde van 3 van dit Yerslag uitgesproken, en ziet zij zich mitsdien nog verpligt daarnaast als hare opvatting het volgende te stellen. Zij hegint met in herinnering te brengen dat, toen op gronden van humaniteit de rotanstraf uit de rij der straffen in Indie werd weggeno men, behoudens voorloopige instandhouding tot handhaving van orde en tucht in de gevangenissen, uitdrukkelijk ten aanzien van dezen voortaan exceptionelen maatregel werd bepaald Indisch Staatsblad 1866, n°. 15): „De ten uitvoerlegging heeft plaats in tegenwoordigheid van het hoofd van het plaatselijk hestuur of van een daartoe door hetzelve aan te wij zen ambtenaar. „Het hoofd van plaatselijk bestuur of de ambtenaar, die hetzelve ver vangt, is bevoegd en verpligt om de strafoefening te doen ophouden en het bepaalde getal slagen niet ten volle te laten toebrengen, indien hij van oordeel is, dat de verdere ten uitvoerlegging der opgelegde straf de gezondheid van den veroordeelde in gevaar zal stellen." Met den geest van dit voorschrift is, naar het oordeel van de minder heid Uwer Commissie, niet overeen te brengen eene toepassing der rotan- straf, ziektetoestanden en verwondingen na zich slepende als te Atjeh, blijkens de verklaringen der gehoorde geneesheeren, zich herhaaldelijk hebben voorgedaan. Is het al mogelijk dat later een gestrafte, ten ge volge van de toegebragte slagen, ziek wordt, zonder dat nog, tijdens de toepassing der straf, reden bestond om daarvoor te vreezen, verborgen kon het toch zeker den beheerder der dwangarbeiders, die hier het hoofd van het bestuur verving, niet blijven dat de gezondheid van vele banne lingen niet tegen de wijze, waarop de rotan gebruikt werd, bestand was, toen telkens, ten gevolge van toegebragte ligchamelijke belee- digingen, gestraften in het hospitaal moesten worden opgenomen van het begin van 1880 tot half Julij van dat jaar o. a. was zulks, volgens den behandelendeu geneesheer Snethi.age, met niet minder dan veertig a vijftig het geval. Dit had te meer tot behoedzaamheid moeten aan sporen, wilde men de grenzen der legaliteit niet overschrijden, en wel het meest waar het maximum der straf met korte tusschenpoozen werd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 557